Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 24 december 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:3366
werkgeefster/werkneemster
Feiten
Werkneemster is op 17 november 1997 in dienst getreden bij werkgeefster. Werkneemster heeft een relatie gehad met X. Begin 2019 is die relatie geëindigd. X is ook lange tijd bij werkgeefster in dienst geweest. Kort nadat X per 1 december 2018 uit dienst is gegaan, is werkgeefster tot de conclusie gekomen dat X samen met andere personen jarenlang geld heeft weggesluisd, naar schatting een bedrag van tussen de € 1.5 en € 1.8 miljoen. Werkneemster is in een gesprek op 21 december 2019 op non-actief gesteld. Werkgeefster heeft conservatoir beslag gelegd op de bezittingen van onder andere werkneemster. Werkgeefster heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht primair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. Werkgeefster is in hoger beroep gekomen.
Oordeel
Werkgeefster heeft aangevoerd dat sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk. Werkgeefster verwijt werkneemster niet dat zij heeft gefraudeerd of dat zij rechtstreeks betrokken is geweest bij de fraude door X. Wel is het voor werkgeefster onbegrijpelijk dat werkneemster zich nooit heeft afgevraagd waar het geld vandaan kwam om de levensstijl van X, werkneemster en hun twee kinderen te bekostigen. Werkgeefster heeft daarnaast de indruk dat werkneemster, gezien haar relatie met X, geen medewerking wil of kan verlenen in het fraudeonderzoek. Daarnaast zorgt de fraudezaak voor veel onrust op de werkvloer. Werkneemster betwist hetgeen door werkgeefster is gesteld. Het hof oordeelt dat in het midden blijven of juist is dat werkneemster op zijn minst argwaan moet hebben gehad over de wijze waarop haar luxueuze levensstijl werd bekostigd. Ook kan in het midden blijven of van werkneemster verwacht kon worden dat zij meer en/of betere medewerking verleende aan het onderzoek. Immers, gebleken is dat de verhoudingen tussen partijen inmiddels onherstelbaar verstoord zijn geraakt, gelet op alles wat er is voorgevallen. Het hof wijst in dit verband onder meer op de jarenlange en grootschalige fraude waarvan X wordt verdacht, waarvan werkneemster mede de vruchten heeft geplukt, ook als zij onwetend is geweest. Verder is van belang dat het onderzoek naar de fraude al een jaar duurt en nog niet is afgerond. Er is inmiddels een gerechtelijke procedure, waarin ook werkneemster wordt aangesproken. Van werkgeefster kan niet verwacht worden dat zij werkneemster onder die omstandigheden toelaat tot de werkvloer, waar werkneemster ook toegang zou hebben tot de IT-systemen.