Naar boven ↑

Rechtspraak

Baijings/X
Hoge Raad, 24 oktober 1997
ECLI:NL:HR:1997:AM1905

Baijings/X

Baijings. Bijzondere aard wettelijke regeling arbeidsovereenkomst, die zich kenmerkt door regels strekkende tot bescherming van de werknemer, brengt mee dat voor een toetsing, buiten die regels om, aan de eisen van redelijkheid en billijkheid slechts bij uitzondering en in beperkte mate ruimte bestaat.

Feiten

Werknemer was in dienst van werkgever, laatstelijk in de functie van president van Douwe Egberts Beverage Systems. Bij beschikking van 22 maart 1990 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen, op verzoek van werkgever, ontbonden vanwege gewijzigde omstandigheden, onder toekenning aan werknemer van een vergoeding van ƒ 450.000. Vervolgens heeft werknemer in een aparte procedure een vergoeding gevorderd voor optierechten die hij niet heeft kunnen uitoefenen, doordat zijn arbeidsovereenkomst door de kantonrechter werd ontbonden. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. Door verzuim van de advocaat van werknemer is geen hoger beroep ingesteld. In de onderhavige procedure vordert werknemer schadevergoeding van zijn advocaat. De rechtbank wees de vordering toe, maar het hof wees de vordering af. Met de in de artikelen 1639s-1639u gegeven uitputtende regeling voor het geval een der partijen de dienstbetrekking kennelijk onredelijk doet eindigen is, aldus het hof, ‘onverenigbaar dat naast deze regeling toetsing van een ontslag aan artikel 1374, lid 3 BW (oud) [redelijkheid en billijkheid; red.] plaats vindt’. Werknemer heeft beroep in cassatie ingesteld.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt, anders dan het hof, dat uit de omstandigheid dat de regeling omtrent kennelijk onredelijke beëindiging van de dienstbetrekking door één der partijen uitputtend is, in die zin dat naast deze regeling voor een toetsing aan de eisen van redelijkheid en billijkheid geen plaats is (HR 11 mei 1979, NJ 1979, 441), niet volgt dat de in artikel 6:248 lid 1 BW vervatte regel volgens welke overeenkomsten mede die rechtsgevolgen hebben, welke naar de aard van de overeenkomst uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien, nimmer toepassing zou kunnen vinden in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter wegens gewichtige redenen, bestaande in een verandering van de omstandigheden. Maar de bijzondere aard van de wettelijke regeling betreffende de arbeidsovereenkomst, die zich kenmerkt door een stelsel van regels strekkende tot bescherming van de positie van de werknemer ten opzichte van diens wederpartij, brengt mee dat voor een toetsing, buiten die regels om, aan de eisen van redelijkheid en billijkheid slechts bij uitzondering en in beperkte mate ruimte bestaat. Voor wat betreft de – in artikel 7:685 BW neergelegde – regeling betreffende de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verandering in de omstandigheden, betekent dit dat het resultaat van de rechterlijke toetsing aan de eisen van redelijkheid en billijkheid in beginsel ten volle tot uitdrukking dient te komen in de hoogte van de vergoeding die de rechter, op de voet van het achtste lid van het artikel, met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid aan een der partijen ten laste van de wederpartij toekent, zodat er daarnaast voor zodanige toetsing geen plaats is. In het onderhavige geval evenwel heeft de kantonrechter uitdrukkelijk te kennen gegeven bij het vaststellen van de hoogte van de door haar aan werknemer toegekende vergoeding de door deze op het verlies van de uit de aandelenopties voortvloeiende voordelen gegronde aanspraak niet te hebben meegewogen, daarbij overwegende dat werknemer dienaangaande een afzonderlijke procedure zou kunnen entameren. In een zodanig geval leidt – hoezeer het in het algemeen ongewenst is dat de rechter bij het vaststellen van de door hem toe te kennen vergoeding niet alle voor zijn billijkheidsoordeel relevante factoren meeweegt – een redelijke wetstoepassing tot aanvaarding van de mogelijkheid dat een door de rechter niet meegewogen aanspraak als de onderhavige in een afzonderlijk geding aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid wordt beoordeeld. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding terug.