Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Delta Lloyd Services B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 januari 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:142
Aftoppingsregeling van de beëindigingsuitkering in Sociaal Plan werkgever is wel onderscheid naar leeftijd, maar objectief gerechtvaardigd. Van pensioenschade is daarom geen sprake. Vorderingen werknemer afgewezen.

Feiten

Werknemer heeft van 1 maart 1985 tot 1 februari 2019 bij Delta Lloyd Services B.V. (hierna: DL) gewerkt. Ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. De beëindiging vond plaats in het kader van de integratie van DL met Nationale Nederlanden. Deze vaststellingsovereenkomst bevat in plaats van de transitievergoeding een beëindigingsvergoeding, op basis van het Sociaal Plan Delta Loyd 2017-2020. Derhalve is een bedrag van € 130.990,60 aan werknemer betaald. In de berekening van dit bedrag is een aftrek/aftopping in relatie tot de AOW-leeftijd en in verband met eerder opgebouwd pensioen opgenomen. De Aftoppingsregeling houdt in dat een beëindigingsvergoeding nooit meer bedraagt dan het inkomen dat een werknemer zou kunnen verdienen als hij tot aan de AOW-leeftijd bij DL zou blijven doorwerken, verminderd met de pensioenaanspraken. In de vaststelling is tevens een voorbehoud opgenomen ten aanzien van de hoogte van de beëindigingsvergoeding en op grond waarvan het werknemer vrij staat de zaak aan de rechter voor te leggen. Daarvan heeft werknemer gebruikgemaakt. De leeftijd waarop werknemer bij DL opgebouwd ouderdomspensioen zal ontvangen (ingevolge de laatst geldende pensioenregeling) is 67 jaar.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat partijen per 1 februari 2019 diverse aspecten van de beëindiging hebben geregeld, maar dat zij geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de beëindigingsvergoeding. De vraag is of werknemer een hoger bedrag toekomt en partijen zijn daarbij met name verdeeld over de vraag of de Aftoppingsregeling leidt tot een verboden onderscheid op grond van leeftijd. Volgens de kantonrechter maakt de regeling onderscheid naar leeftijd, nu de Aftoppingsregeling voor oudere werknemers anders uitpakt dan voor jongere werknemers. DL heeft dat ook niet betwist.  Vervolgens maakt de kantonrechter een belangenafweging ter beantwoording van de vraag of dit onderscheid naar leeftijd objectief gerechtvaardigd is. De kantonrechter overweegt dat het Sociaal Plan, waarvan de Aftoppingsregeling deel uitmaakt, tussen DL en de vakbonden tot stand is gekomen. Terecht heeft DL opgemerkt dat door het Hof van Justitie van de EU bij herhaling is overwogen dat de sociale partners een ruime beoordelingsmarge hebben bij het bepalen van de maatregelen waarmee gekozen doelstellingen van sociaal beleid kunnen worden verwezenlijkt. Daarom dient de kantonrechter zich terughoudend op te stellen bij de toetsing van de Aftoppingsregeling. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt de Aftoppingsregeling een legitiem doel, zodat het budget voor het Sociaal Plan evenwichtig verdeeld kan worden over de verschillende groepen werknemers die zijn ontslagen. De kantonrechter ziet geen duidelijk alternatief voor de Aftoppingsregeling waarbij hetzelfde doel wordt bereikt zonder onderscheid naar leeftijd te maken. Daarnaast kan niet worden gezegd dat op excessieve wijze afbreuk is gedaan aan de belangen van werknemer. De kantonrechter wordt in deze conclusie bevestigd door de feitelijke uitwerking van toepassing van de Aftoppingsregeling bij werknemer. Daarom komt de kantonrechter tot de conclusie dat het onderscheid naar leeftijd dat het Sociaal Plan maakt objectief gerechtvaardigd is. Het beroep van werknemer op verboden onderscheid wegens leeftijd treft dus geen doel. Ten aanzien van de aftrek van beide pensioenuitkeringen is de kantonrechter van oordeel dat DL de juiste bedragen aan pensioenaanspraken in mindering heeft gebracht. De vordering van werknemer in verband met pensioenschade wordt afgewezen, omdat van schade in verband met het niet verder opbouwen van pensioen niet kan worden gesproken.