Rechtspraak
Rechtbank Den Haag, 7 februari 2020Feiten
Werkneemster is op 1 juli 1995 in dienst getreden van SRK Rechtsbijstand. Haar laatste functie aldaar was rechtshulpverlener. SRK Rechtsbijstand was de uitvoerder van de rechtsbijstandsverzekeringen van enkele verzekeraars. In mei 2018 heeft Nationale Nederlanden de samenwerking met SRK Rechtsbijstand opgezegd. In september 2018 heeft ook Aegon de samenwerking opgezegd. Daarmee viel bij SRK Rechtsbijstand 90% van de portefeuille weg. Per 1 juli 2019 is werkneemster in dienst getreden van ARAG Rechtsbijstand. Per diezelfde datum heeft SRK Rechtsbijstand haar activiteiten beëindigd en heeft zij haar (statutaire) naam gewijzigd in SRK (Stichting Afwikkeling SRK). Werkneemster verzoekt – kort gezegd – toekenning van een transitievergoeding en een pensioencompensatie. De kern van de zaak is gelegen in het antwoord op de vraag of de arbeidsovereenkomst met SRK met wederzijds goedvinden is geëindigd (standpunt SRK), of dat sprake was van een eenzijdige opzegging door SRK (standpunt werkneemster).
Oordeel
Aanloop naar indiensttreding bij ARAG
Op 4 januari 2019 is een ‘Overeenkomst op hoofdlijnen’ getekend, die de contouren weergeeft van de opsplitsing van SRK, als gevolg van de opzegging van de samenwerking door Nationale Nederlanden en Aegon. Kort gezegd komt de opsplitsing erop neer dat bepaalde portefeuilles worden voorgezet door DAS Rechtsbijstand, ARAG Rechtsbijstand en door een nieuw op te richten SRK 2.0. Arbeidsrechtelijk is aan de opsplitsing uitvoering gegeven doordat een deel van de werknemers van SRK in dienst is getreden van SRK 2.0 en ARAG en de overige werknemers in het kader van ‘overgang van onderneming’ in dienst zijn gekomen van DAS. Over de wijze waarop het dienstverband van werkneemster, die in dienst was van SRK en in dienst is getreden van ARAG, een einde is gekomen gaat deze procedure. De wijze waarop werknemers zouden overgaan is nader uitgewerkt in het Transitieplan. Kern van het Transitieplan is dat werknemers van SRK de keuze kregen in dienst te treden van SRK 2.0, ARAG of DAS. Werknemers konden hun voorkeur kenbaar maken. Onbetwist is dat werkneemster haar belangstelling voor indiensttreding bij ARAG kenbaar heeft gemaakt. Medio juni 2019 kreeg zij te horen dat zij tewerkgesteld kon worden bij ARAG in de functie van expert jurist arbeidsrecht. Zij is per 1 juli 2019 bij ARAG in dienst getreden. Rond 20 juni 2019 heeft SRK werkneemster per brief bericht dat haar dienstverband met SRK per 1 juli 2019 met wederzijds goedvinden eindigt.
Beëindiging met wederzijds goedvinden: aanbod en aanvaarding
De kantonrechter oordeelt dat aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:670b BW is voldaan via de brief van 20 juni 2019. Daarin staat zwart-op-wit dat sprake zal zijn van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. De kantonrechter oordeelt voorts dat uit voornoemde brief duidelijk en ondubbelzinnig genoeg blijkt dat, voor het geval werkneemster in dienst zou treden van ARAG, sprake zou zijn van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met SRK met wederzijds goedvinden. In die zin heeft SRK op 20 juni 2019 schriftelijk een aanbod aan werkneemster gedaan om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Uit het feit dat werkneemster met deze wetenschap vervolgens (a) met ARAG tot overeenstemming is gekomen, (b) vanaf 1 juli 2019 daadwerkelijk bij ARAG in dienst is gekomen en (c) zich ten opzichte van SRK zodanig heeft gedragen, onder meer door haar bedrijfseigendommen in te leveren, dat zij haar arbeidsovereenkomst als beëindigd beschouwde, mocht SRK op de voet van artikel 3:35 BW het gerechtvaardigd vertrouwen hebben dat werkneemster met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden instemde. In die zin heeft zij het aanbod tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van SRK aanvaard. Daarmee is dus een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden tussen werknemer en SRK tot stand gekomen. Het verzoek van werkneemster wordt dan ook afgewezen.