Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 december 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:10052
Feiten
Deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds is bij besluit van de minister verplicht gesteld. Greetz drijft vanaf 2004 in Nederland een onderneming. Via de website kunnen particulieren een (gepersonaliseerde) wenskaart en/of cadeau bestellen en laten thuisbezorgen. De gepersonaliseerde kaarten/cadeaus worden bedrukt door de medewerkers van Greetz. Daarnaast verkoopt Greetz andere producten. Deze producten koopt zij in bij externe partijen en verkoopt zij zonder verdere bewerking. Greetz biedt haar werknemers vanaf 2007 een pensioenregeling bij Nationale Nederlanden. Bij brief van 18 juli 2018 heeft het Pensioenfonds Greetz verzocht een formulier in te vullen om te kunnen vaststellen of Greetz onder de verplichte pensioenregeling valt. Vervolgens werd Greetz per 14 augustus 2018 door het Pensioenfonds welkom geheten. Op 13 november 2018 ontving Greetz een ambtshalve aanslag basispensioenregeling. Deze nota heeft Greetz niet betaald. Het Pensioenfonds is daarna ambtshalve aanslagen blijven sturen. Vervolgens heeft het Pensioenfonds op 9 mei 2019 een exploot met dwangbevel betekend vanwege achterstallige premies. Greetz vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat zij niet onder de werkingssfeer valt van de verplichtstelling tot deelneming in het Pensioenfonds Detailhandel en dat zij daarom niet gehouden is de vordering tot achterstallige premies te voldoen.
Oordeel
Uit de werkingssfeerbepaling van het verplichtstellingsbesluit volgt dat het besluit toepasselijk is op de werknemer die in dienstbetrekking staat tot een natuurlijk of rechtspersoon die het bedrijf van het kopen en aan particulieren in een winkel verkopen van waren voert, tenzij de detailhandel in de onderneming in loonbedrag overtroffen wordt door het loonbedrag in verband met andere in die onderneming plaatsvindende bedrijvigheid. Deze werkingssfeerbepaling is ruim geformuleerd. Greetz erkent dat zij met betrekking tot de verkoop van niet gepersonaliseerde producten detailhandel drijft. Zij stelt echter dat de verkoop van alleen deze producten in 2018 slechts 3,5% van haar omzet uitmaakte. Greetz meent dat haar kernactiviteit het produceren van gepersonaliseerde kaarten en cadeaus is. De kantonrechter is echter van oordeel dat enkel het personaliseren niet maakt dat de kernactiviteit van Greetz niet het verkopen van waren is. Dit volgt enkel al uit het feit dat klanten producten bij Greetz kopen, die Greetz heeft moeten inkopen. Ook het verrassingselement dat Greetz noemt doet daar niet aan af: producten van andere detailhandelaren kunnen immers eveneens worden gekocht om mensen mee te verrassen. Verder ligt het voor de hand dat de omzet van Greetz over 2018 grotendeels is behaald door de verkoop van waren, en maar beperkt kan worden toegerekend aan de personalisatie. De kantonrechter oordeelt daarom dat de bedrijfsactiviteit van Greetz in hoofdzaak bestaat uit detailhandel. Greetz stelt voorts dat zij met betrekking tot de loonkosten valt onder de uitzondering van de werkingssfeerbepaling. Volgens Greetz werd in 2018 slechts 22% van de loonkosten besteed aan werknemers die zich bezighielden met het personaliseren. Greetz wordt daarin niet gevolgd. Vaststaat dat Greetz geen andere bedrijvigheid exploiteert dan de verkoop van de bestelde producten. Conclusie is dan ook dat de arbeidsuren van werknemers die niet “fysiek” detailhandelswerkzaamheden uitvoeren bij Greetz wel worden ingezet om degene die dat wel doen daartoe in staat te stellen of te ondersteunen. Ook de administratieve en HR-werkzaamheden dienen dan ook te worden toegerekend aan de bedrijfsvoering in hoofdzaak, te weten detailhandel. Gevolg is dat Greetz onder de werkingssfeer van de verplichtstelling tot deelneming in het Pensioenfonds valt en het Pensioenfonds terecht het dwangbevel heeft opgelegd.