Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14 februari 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:966
KLM handelt in strijd met zorgvuldigheidsnorm door KLM-pas, na vernietiging ontslag op staande voet, niet ter beschikking te stellen aan schoonmaakster. Hoewel KLM geen partij was in de ontslagprocedure, noopte dit oordeel haar ertoe om de door haar genomen maatregel te heroverwegen.

Feiten

Mevrouw X is werkzaam bij Klüh Service Management B.V. (hierna: Klüh). Op 4 december 2018 heeft Klüh X op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van diezelfde datum staat dat zij op staande voet is ontslagen, omdat tijdens een personeelscontrole door KLM Security Services is geconstateerd dat X een spuugzak gevuld met nootjes mee heeft genomen uit een KLM-toestel. De Kantonrechter Haarlem heeft op 4 december 2018 het ontslag op staande voet vernietigd (zie AR 2019-0766). Tegelijk met het ontslag is de KLM-pas van X ingenomen. In de onderhavige zaak tussen X en KLM staat de vraag centraal of (1) KLM onrechtmatig heeft gehandeld door de KLM-pas van X op 13 februari 2018 in te trekken en vervolgens of (2) zij onrechtmatig handelt door tot op heden te weigeren deze pas weer aan X ter beschikking te stellen.

Oordeel

Intrekken KLM-pas niet onzorgvuldig

De rechtbank oordeelt dat KLM niet onzorgvuldig heeft gehandeld door op 13 februari 2018, op basis van de waarnemingen van één security officer van de Security Services van KLM tijdens een (steekproef)controle, de KLM-pas van X in te trekken. Het zou zorgvuldiger zijn geweest als KLM grondiger onderzoek had verricht voorafgaand aan het nemen van een zo verstrekkende beslissing, terwijl er ook minder verstrekkende maatregelen, zoals een waarschuwing, mogelijk waren. Maar in beginsel mag KLM afgaan op de waarnemingen van haar security officers.

Niet ter beschikking stellen KLM-pas in strijd met zorgvuldigheidsnorm

KLM handelt, gelet op de nieuwe omstandigheden, echter wel onzorgvuldig door de KLM-pas niet weer aan X te verstrekken. Bij beschikking van 4 december 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat uit alle verklaringen niet valt af te leiden dat X het kotszakje met nootjes van boord van het KLM-toestel heeft meegenomen. De kantonrechter heeft daarbij uitdrukkelijk overwogen dat de KLM-pas X ten onrechte is afgenomen. Hoewel KLM geen partij was in die procedure, noopten deze verklaringen en de beoordeling daarvan door een rechter haar ertoe om de door haar genomen maatregel te heroverwegen. Hierbij is van belang dat zij haar beslissing om de pas in te trekken heeft gebaseerd op de waarnemingen van één security officer. Inmiddels heeft echter op initiatief van X grondiger onderzoek plaatsgevonden en zijn alle betrokkenen gehoord. Als dan vervolgens een rechter oordeelt dat de waarnemingen van deze ene security officer onvoldoende steun vinden in de verklaringen van andere betrokkenen en dat het intrekken van de pas ten onrechte is gebeurd, dan kan KLM niet volstaan met het blijven baseren van haar beslissing op deze waarnemingen of zich verschuilen achter een beleid dat een eenmaal ingenomen pas nooit wordt teruggegeven. Hier is sprake van communicerende vaten; als een partij zijn beslissing baseert op beperkt onderzoek zal deze partij bij nader uitvoeriger onderzoek eerder tot heroverweging van zijn aanvankelijke beslissing moeten overgaan, dan wanneer deze partij zijn beslissing al direct baseert op grondig onderzoek. Het is niet gebleken dat KLM is overgegaan tot heroverweging, althans dat deze heroverweging heeft geleid tot teruggave van de KLM-pas aan X en dat is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de zorgvuldigheidsnorm die KLM in acht behoort te nemen. De rechtbank beveelt KLM om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de KLM-pas aan X terug te geven.

Geen schade

De stelling van X dat zij hierdoor materiële en immateriële schade heeft geleden, heeft zij in het licht van de gemotiveerde betwisting door KLM, onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Door de toe te wijzen teruggave van de KLM-pas zal mogelijk in de toekomst te verwachten schade zich evenmin verwezenlijken. In zoverre wordt de gevorderde verklaring voor recht afgewezen.