Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 februari 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:580
Feiten
Werknemer is op 26 mei 1993 bij KLM in dienst getreden als vlieger. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor KLM-vliegers op vleugelvliegtuigen van toepassing. In de cao is een overgangsregeling opgenomen voor de pensioenleeftijd, die in een periode van vier jaar stapsgewijs wordt gehoogd afhankelijk van de geboortedatum van de vlieger. Werknemer behoort tot de groep van wie de pensioenrichtleeftijd met twee jaar wordt opgehoogd. Gekoppeld aan de overgangsregeling is een loonoffer overeengekomen, inhoudende dat voor iedere zes maanden dat de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd de vlieger 50% van het totale pensioenpremiebudget in een jaar inlevert. Bij brief van 27 juli 2017 heeft de Stichting Anti Discriminatie Voorziening Limburg zich op verzoek van werknemer gewend tot VNV en gesteld dat volgens werknemer sprake is van ongelijke behandeling. Namens werknemer is een voorstel gedaan voor een minder bezwaarlijke overgangsregeling. VNV heeft dit van de hand gewezen. Bij brief d.d. 20 december 2017 heeft werknemer een klacht ingediend bij het College voor de Rechten van de Mens. Het College heeft – kort gezegd – geoordeeld dat geen sprake is van verboden onderscheid op grond van leeftijd, omdat de overgangsregeling voor werknemer en de groep waarmee hij zich vergelijkt precies hetzelfde is. Werknemer vordert in onderhavige procedure onder meer een verklaring voor recht dat de overgangsregeling in strijd is met de WGBL.
Oordeel
Geoordeeld wordt dat VNV (ten minste) twee van haar uitlatingen niet waar kan maken. Het gaat dan (1) om de stelling dat de overgangsregeling vrijwel geen aanslag op het bestedingspatroon van de vlieger is, omdat deze geen euro minder gaat verdienen en (2) om de stelling dat iedereen de staffels integraal terugkrijgt tijdens de feitelijke doorvliegjaren. Iedere vlieger die onder de overgangsregeling valt, is immers het loonoffer dat hij brengt, ook definitief kwijt. De vraag moet beoordeeld worden of KLM en VNV, met het overeenkomen van de overgangsregeling van de cao, verboden onderscheid naar leeftijd, zoals bedoeld in de WGBL, hebben gemaakt jegens werknemer. De kantonrechter is van oordeel dat het College voor de Rechten van de Mens met de juiste redenering tot het juiste oordeel is gekomen. De kantonrechter verenigt zich met dat oordeel en neemt het over. Werknemer wordt uitdrukkelijk niet gevolgd in zijn redenering over de onmogelijkheid voor hem om het loonoffer terug te verdienen en ook niet in de wat de kantonrechter betreft onjuiste stelling van werknemer dat hij anders wordt behandeld dan zijn jongere collega’s, omdat die die mogelijkheid wel zouden hebben. Geoordeeld wordt dat werknemer en de jongere collega’s met wie hij zich vergelijkt, hetzelfde loonoffer brengen. Weliswaar niet in euro’s, maar wel in percentage van hun salaris.