Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 25 februari 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:253
Feiten
Cre-Uit B.V. (hierna: Cre-uit) exploiteert een uitzendbureau. Werknemer is in 2016 bij haar in dienst getreden op basis van een “Uitzendovereenkomst Fase 1 & 2”. Als inlener is vermeld Brand Energy Infrastructure Services B.V. (hierna: Brand). Op de uitzendovereenkomst is het uitzendbeding van toepassing. In december 2016 was werknemer door Brand tewerkgesteld bij scheepswerf Damen Verolme Rotterdam B.V. (hierna: Verolme). Op 17 december 2016 heeft zich bij Verolme tot twee keer toe een incident voorgedaan waarbij werknemer zich niet aan de voorschriften hield met betrekking tot de valbeveiliging. Werknemer is daarop naar huis gestuurd. Na 17 december 2016 heeft werknemer geen werkzaamheden voor Cre-uit en/of Brand meer verricht. Werknemer is op 19 december 2016 niet tot het werk toegelaten. Werknemer heeft zich op 19 december 2016 ziek gemeld bij de administratie van Cre-uit. Met ingang van 19 december 2016 heeft werknemer van het UWV een Ziektewetuitkering ontvangen. Cre-uit heeft gedurende 16 weken deze uitkering aangevuld en vervolgens gestaakt. In eerste aanleg vorderde werknemer de veroordeling van Cre-uit om aan hem te betalen € 5.358,34 aan aanvulling Ziektewetuitkering vanaf de 17e week van 2017 tot 19 december 2017. Bij tussenvonnis van 4 mei 2018 heeft de kantonrechter Cre-uit in conventie en reconventie opgedragen te bewijzen dat de “uitzendovereenkomst al was geëindigd doordat de inlener aan werknemer te kennen had gegeven dat zij hem niet meer wilde inlenen, voordat werknemer zich heeft ziekgemeld bij Brand en Cre-uit”. Bij het bestreden eindvonnis van 19 oktober 2018 acht de kantonrechter Cre-uit in het bewijs geslaagd, waarna de vordering van werknemer werd afgewezen. Werknemer is hiervan in hoger beroep gekomen.
Oordeel
Of de uitzendovereenkomst voorafgaand aan de ziekmelding een einde heeft genomen hangt hier af van de mededelingen van Brand aan werknemer daarover. Als Brand als inlener aan werknemer kenbaar maakt hem niet langer te willen inlenen eindigt van rechtswege de uitzendovereenkomst. In de ochtend van 19 december 2016 heeft werknemer bij Brand te Vlaardingen een verklaring afgelegd over de incidenten, erkend dat hij in de fout is gegaan en gevraagd om een tweede kans, waarvan niet gesteld of gebleken is dat deze hem is gegeven. Onder meer hieruit volgt onmiskenbaar dat aan werknemer voorafgaand aan zijn ziekmelding kenbaar is gemaakt en werknemer moet hebben begrepen dat Brand hem niet meer te werk wilde stellen. Voor werknemer was duidelijk dat hij ook niet buiten de regio of anderszins te werk zou worden gesteld en Brand hem dus niet langer wilde inlenen. De uitzendovereenkomst tussen Cre-uit en werknemer is dus al vóór de ziekmelding door werknemer bij Cre-uit op 19 december 2016 ten einde gekomen. Dat betekent dat de vorderingen van werknemer in eerste aanleg terecht zijn afgewezen. Uitgangspunt in reconventie is, gelet op het voorgaande, dat Cre-uit in de periode tot 24 april 2017 ten onrechte aanvullingen op de Ziektewetuitkeringen aan werknemer heeft voldaan. Die betalingen zijn dus onverschuldigd voldaan waardoor Cre-uit deze terug kan vorderen. Werknemer heeft onvoldoende feiten aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat hij er desondanks gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij deze bedragen mag behouden. Gesteld noch gebleken is dat Cre-uit zich op andere wijze jegens werknemer heeft gedragen op een wijze waaraan werknemer het vertrouwen kan hebben ontleend dat Cre-uit geen aanspraak zou maken op terugbetaling. Dat betekent dat ook de toewijzing van de vordering in reconventie zal worden bekrachtigd. Nu geen van de grieven slaagt, zullen de vonnissen van 4 mei en 19 oktober 2018, gewezen door de Kantonrechter Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, worden bekrachtigd en zal de gewijzigde eis worden afgewezen.