Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 20 februari 2020
ECLI:NL:RBLIM:2020:1740
Werkgeefster heeft niet (tijdig) voldaan aan de schriftelijke aanzegverplichting. Uit de arbeidsovereenkomst volgt geen aanzegging bij voorbaat. Het is niet aannemelijk dat de aanzegging per brief tijdig is verstuurd. Op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid is niet onaanvaardbaar dat werknemer een beroep toekomt op de aanzegvergoeding.

Feiten

Werkneemster heeft met werkgeefster een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde duur vanaf 1 maart 2019 tot en met 30 september 2019. De wekelijkse arbeidsduur bedroeg 16 uur per week. In de arbeidsovereenkomst is onder artikel 3 een bepaling opgenomen over de aanzegging. Werkneemster is vanaf 23 juli 2019 arbeidsongeschikt. Op 30 augustus 2019 vond een consult plaats bij bedrijfsarts. In haar spreekuurrapport staat dat werkneemster arbeidsongeschikt is op medische gronden, dat er voorlopig geen arbeidsmogelijkheden zijn voor het eigen werk en dat werkneemster ziek uit dienst zal gaan. Op 30 september 2019 eindigt de arbeidsovereenkomst tussen werkgeefster en werkneemster van rechtswege. Bij brieven van 8 en 20 november 2019 gericht aan werkgeefster maakt werkneemster aanspraak op de aanzegvergoeding van één maandloon. Werkgeefster heeft deze aanzegvergoeding niet betaald. Werkneemster verzoekt de kantonrechter onder meer werkgeefster te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding.

Oordeel

Aanzegbepaling in de arbeidsovereenkomst?

Het betoog van werkgeefster dat artikel 3 lid 2 van de arbeidsovereenkomst een aanzegging als bedoeld in artikel 7:668 lid 1 BW inhoudt, faalt. Uit de Kamerstukken volgt weliswaar dat de mogelijkheid bestaat dat reeds bij aanvang van de arbeidsovereenkomst kan worden aangezegd dat deze niet zal worden verlengd. Dat is echter niet wat in artikel 3 van de arbeidsovereenkomst staat. De kantonrechter overweegt dat het einde van rechtswege los staat van de inhoud van de aanzegging, die niet meer is dan een informatieplicht. Uit de bewoordingen (‘wanneer de in … lid 1 genoemde aanzegging achterwege blijft’) volgt bovendien niet evident dat met artikel 3 lid 2 is beoogd om aan te zeggen.

Tijdige aanzegging per (aangetekende) post?

Werkgeefster voert verder aan dat zij bij aangetekende en per gewone post verzonden brief tijdig heeft aangezegd. Werkgeefster heeft schermprints overgelegd van (delen) van een gesprek met de digitale klantenservice van PostNL. In dit gesprek is door PostNL medegedeeld dat ‘de brief’ op 28 augustus 2018 om 15:23 uur is bezorgd. Werkneemster heeft gesteld eerst op 31 oktober 2019 de aanzegbrief te hebben ontvangen. Op grond van artikel 3:37 lid 3 BW dient een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring om haar werking te hebben die persoon te hebben bereikt. De brief gericht aan werkneemster waarin werkgeefster aanzegt dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd, is gedateerd op 27 augustus 2019. Deze is blijkens de enveloppe op 28 augustus 2019 om 15:18 uur aangeboden aan PostNL. Uit de door werkneemster overgelegde Track&Trace-gegevens volgt dat deze (pas) op 31 oktober 2019 om 11:23 uur is bezorgd. De kantonrechter ziet geen grond om uit te gaan van de onjuistheid van die bezorgdatum. Met de schermprints heeft werkgeefster in elk geval niet aangetoond dat de bezorgdatum eerder lag. Bovendien heeft werkgeefster de zeer aannemelijk te achten stelling van werkneemster dat het onmogelijk is dat een brief die op 28 augustus 2019 om 15:18 uur is aangeboden al diezelfde dag om 15:23 uur wordt bezorgd, niet weersproken. Ander bewijs waaruit volgt dat de gegevens van Track&Trace onjuist zijn, heeft werkgeefster niet overgelegd.

Beroep op aanzegvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?

De kantonrechter ziet onvoldoende grond om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat werkneemster een beroep toekomt op artikel 7:668 lid 3 BW. Vast staat dat er geen gesprekken zijn geweest tussen werkgeefster en werkneemster over de vraag of de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet of niet. Ook is er geen contact geweest tussen de bedrijfsarts of werkgeefster daarover. Daarbij adviseert de bedrijfsarts werknemer en werkgever over arbeidsongeschiktheid en deze gaat niet over de vraag of een arbeidsovereenkomst verlengd zal worden of niet.