Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 19 februari 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:1142
Feiten
Werknemer, woonachtig op Texel, is op 21 september 2015 in dienst getreden bij werkgeefster als commercieel medewerker. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen, met als geografisch bereik het eiland Texel. Op 30 maart 2018 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juni 2018. Op laatstgenoemde datum is werknemer in dienst getreden bij de Rabobank in de functie van risicospecialist verzekeren MKB. Werknemer heeft op 3 juli 2018 toestemming aan werkgeefster gevraagd om een aantal bestaande klanten van de Rabobank op Texel te mogen beheren. Werkgeefster heeft geantwoord dat zij die toestemming (op één uitzondering na) niet zal verlenen. Op 1 april 2019 is de heer X, een medewerker van de Rabobank, met pensioen gegaan en is zijn klantenportefeuille (van ongeveer 110 klanten) op Texel vrijgevallen. Werknemer vordert dat de kantonrechter het concurrentiebeding (gedeeltelijk) vernietigt en legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in verhouding tot de belangen van zijn voormalig werkgever onbillijk wordt benadeeld.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat werknemer door het concurrentiebeding niet onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot de belangen van werkgeefster. De kantonrechter overweegt daartoe dat werknemer niet wordt belemmerd in zijn vrijheid van arbeidskeuze; werknemer werkt bij de werkgever van zijn keuze, weliswaar niet op Texel maar vanuit de standplaats Den Helder. Dat levert voor werknemer, die op Texel woont, extra reistijd op, maar niet zoveel dat hij onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter begrijpt – in het verlengde van het voorgaande – dat de portefeuille van werknemer zowel klanten op Texel bevat als klanten op de vaste wal (de regio Den Helder-Purmerend) die allen met enige regelmaat bezocht moeten worden, waarbij de klanten op de vaste wal meer reistijd meebrengen. Omdat werknemer op dit moment niet op Texel mag werken, reist hij thans (in plaats van de klanten op Texel te bezoeken) veel naar de vaste wal om de aldaar gevestigde klanten te bezoeken. Deze reistijd zou anders in een later stadium nodig zijn. Werknemer heeft daarover namelijk op de zitting verklaard dat hij ‘vooruit werkt’ en dat de klanten op de vaste wal die hij nu bezoekt, pas enige tijd na de einddatum van het concurrentiebeding op 1 juni 2020 weer bezocht hoeven te worden. Werknemer heeft voorts de gestelde positieverbetering en doorgroeimogelijkheden onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Dat werknemer betrekkelijk kort gewerkt heeft voor werkgeefster is niet zwaarwegend genoeg; overigens heeft werknemer meer dan twee en een half jaar bij werkgeefster gewerkt. Andere concrete belangen aan de zijde van werknemer zijn niet onderbouwd gesteld. Daartegenover heeft werkgeefster van haar kant terecht betoogd dat zij er belang bij heeft dat werknemer geen gelijksoortige werkzaamheden op Texel gaat verrichten. Werkgeefster heeft voldoende onderbouwd dat op een relatief klein eiland als Texel de kans groot is dat klanten, juist vanwege de bekendheid met de persoon van werknemer, overstappen naar de Rabobank, haar concurrent. Werkgeefster heeft daarbij ook, onvoldoende gemotiveerd betwist, gesteld dat het mogelijk is dat zakelijke klanten van Rabobank hun particuliere verzekeringen – juist vanwege werknemer – naar de Rabobank zullen overhevelen. De omstandigheid dat de portefeuille van de heer X op dit moment niet goed wordt beheerd, is meer een probleem van de Rabobank dan van werknemer zelf en kan daarom niet meegewogen worden. Afwijzing van de vordering volgt.