Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/NN Insurance Personeel B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 29 april 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:4111
Artikel 69 Rv. Wijze waarop processen worden ingeleid (dagvaarding of verzoekschrift), staat niet ter vrije beoordeling van partijen. Procedure op grond van artikel 7:686 BW dient te worden ingeleid met een dagvaarding.

Feiten

Bij beschikking van 11 juni 2019 heeft de kantonrechter deze zaak in de stand waarin deze zich toen bevond op de voet van artikel 69 Rv verwezen naar de dagvaardingsprocedure en partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te passen aan de regels die gelden voor een dagvaardingsprocedure. Het gaat in deze zaak om een door de werknemer verzochte verklaring voor recht dat diens werkgever, NN Insurance Personeel B.V. (hierna: NN), toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW en dat NN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die werknemer dientengevolge lijdt te vergoeden. Zes andere werknemers hebben eenzelfde verzoek ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat artikel 7:686 BW geen afzonderlijke procedure voorschrijft die met een verzoekschrift zou moeten worden ingeleid. Dat er in het recente verleden in een tweetal vergelijkbare zaken (zie AR 2019-0020 en AR 2019-0021) anders is geoordeeld, leidt niet tot een ander oordeel, nu het uitspraken van een rechter van gelijke rang betreft, waaraan de kantonrechter zich niet gebonden acht. De zaak is derhalve verwezen naar de dagvaardingsprocedure. Werknemer heeft tegen deze verwijzingsbeslissing hoger beroep ingesteld. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij het hof is – kort gezegd – opgenomen dat partijen een brief zullen schrijven aan de kantonrechter met het verzoek, zoals in hoger beroep is afgesproken tussen partijen, om de behandeling van de zeven zaken op grond van artikel 69 Rv weer terug te verwijzen naar de verzoekschriftprocedure. Werknemers hebben hun beroep vervolgens ingetrokken.

Oordeel

De kantonrechter kan aan het eenparig verzoek van partijen geen gevolg geven en acht daartoe het volgende redengevend. De wijze waarop processen worden ingeleid, ofwel met een dagvaarding ofwel met een verzoekschrift, staat niet ter vrije beoordeling van partijen. Juist daarom dient de rechter op de voet van artikel 69 Rv ambtshalve de procedure op het goede spoor te zetten wanneer de verkeerde procesinleiding is gekozen. Dat volgt, onder meer, uit het woord ‘beveelt’ in de eerste zin van het eerste lid van artikel 69 Rv (oud) en uit artikel 69 Rv zoals dat met ingang van 1 januari 2020 geldt uit de woorden ‘deelt mee’. De beschikking van 11 juni 2019 is een eindbeslissing, waartegen op grond van artikel 69 lid 5 Rv geen hoger beroep openstaat, behoudens op grond van de zogenoemde doorbrekingsjurisprudentie. Het is de kantonrechter niet bekend op welke gronden werknemer hoger beroep heeft ingesteld en dat is ook niet meer van belang, want dat hoger beroep is ingetrokken. Een tweede hoger beroep tegen de beschikking van 11 juni 2019 zal niet-ontvankelijk zijn, omdat volgens vaste jurisprudentie maar één keer hoger beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing. De verwijzingsbeschikking van 11 juni 2019 in deze zaak is daarmee onherroepelijk. Daarbij komt dat artikel 69 Rv geen wettelijke grondslag biedt om een procedure terug te verwijzen naar de verzoekschriftprocedure na een reeds in dezelfde procedure op de voet van dat artikel gegeven verwijzingsbeslissing. Indien het de kantonrechter wel vrij zou staan om van haar beslissing van 11 juli 2019 terug te komen, ziet zij daarvoor overigens geen grond. Ook partijen hebben geen feiten en omstandigheden aangevoerd die de gevolgtrekking zouden kunnen wettigen dat de kantonrechter van deze verwijzingsbeslissing zou moeten terugkomen. De kantonrechter blijft derhalve bij haar eerdere beslissing en stelt partijen in de gelegenheid om hun stellingen aan te passen aan de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.