Naar boven ↑

Rechtspraak

Greeuw Airconditioning B.V./werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 6 mei 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:3419
Vordering nakoming relatiebeding werkgever toegewezen. Geen reden tot (verdere) beperking van het beding. Boete overtreding verbod privégebruik bedrijfsauto afgewezen. Onvoldoende weerlegd dat directeur daarvoor toestemming heeft gegeven.

Feiten

Werknemer is op 5 maart 2018 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Greeuw Airconditioning B.V. (hierna: Greeuw) in de functie van verkoper. Greeuw is gespecialiseerd in het ontwerpen, realiseren en beheren van klimaatoplossingen. In de arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Greeuw heeft aan werknemer een bedrijfsauto ter beschikking gesteld. In de ondertekende overeenkomst staat onder meer dat privégebruik verboden is en daarop is een boete van € 500 per gebeurtenis gesteld. Bij brief van 30 juni 2019 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met Greeuw opgezegd. Partijen zijn mondeling overeengekomen dat hun arbeidsrelatie is geëindigd per 22 juli 2019. Op 1 juli 2019 is opgericht de vennootschap onder firma SUPERKOEL VOF (hierna: Superkoel). Deze onderneming houdt zich bezig met de installatie van verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur, en het plaatsen van airconditioning. Vennoten van Superkoel zijn werknemer en Y. Bij vonnis van 26 februari 2020 heeft de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening werknemer voor de duur van het onderhavige geding veroordeeld tot nakoming van het relatiebeding in die zin dat hij KBH (relatie van Greeuw) niet mag benaderen en/of zakelijke contacten met KBH mag onderhouden, op straffe van een dwangsom. Greeuw vordert dat de kantonrechter werknemer veroordeelt tot nakoming van het relatiebeding en tot betaling van € 10.500 ter zake van verbeurde boetes voor ongeoorloofd privégebruik van de bedrijfsauto.

Oordeel

Het relatiebeding

Werknemer wijst er ten aanzien van elf van de twaalf door hem genoemde bedrijven terecht op dat uit de overgelegde bijbehorende facturen niet blijkt dat het gaat om diensten of producten die zijn geleverd in de periode van 22 juli 2018 tot 22 juli 2019. Daarmee is niet komen vast te staan dat die bedrijven relaties zijn in de zin van het relatiebeding. Dat is alleen anders voor het door werknemer genoemde bedrijf RG Cars VOF. De onderliggende factuur is weliswaar van 25 juli 2019, maar de dienst is blijkens deze factuur geleverd op 5 juli 2019, zodat RG Cars VOF wel onder het relatiebeding valt. Hetzelfde geldt voor KBH. Vast staat dat Greeuw in het jaar voorafgaand aan 22 juli 2019 producten en/of diensten aan KBH heeft geleverd. Daarmee voldoet KBH aan de omschrijving die in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst is gegeven van het begrip relatie, en het relatiebeding verbiedt werknemer om contact te onderhouden met relaties van Greeuw. De stelling van werknemer dat KBH zelf afscheid heeft genomen van Greeuw en vervolgens Superkoel heeft benaderd doet daaraan niet af. Het te beschermen belang van Greeuw, behoud van haar klantenkring, is evident. Daarbij komt dat de beperking van het relatiebeding tot twee jaar door Greeuw zelf is aangedragen, en Greeuw haar vordering dienovereenkomstig heeft verminderd. Werknemer heeft daartegenover geen argumenten aangedragen waarom de periode korter zou moeten zijn, en de kantonrechter ziet daarvoor ook onvoldoende reden. Gelet op de aard van de klantenkring, gevestigd verspreid over heel Nederland, is een regionale beperking van het relatiebeding evenmin aan de orde. Gelet op het voorgaande zal de verminderde vordering van Greeuw ten aanzien van het relatiebeding worden toegewezen. Daarbij wordt de termijn van twee jaar gerekend vanaf de datum van beëindiging van het arbeidscontract.

De bedrijfsauto

Greeuw vordert een boete van € 10.500 wegens overtreding van het verbod op privégebruik van de bedrijfsauto. Deze vordering wordt afgewezen. Werknemer heeft gemotiveerd aangevoerd dat de directeur toestemming heeft gegeven voor het (beperkte) privégebruik dat hij van de bedrijfsauto heeft gemaakt. Dit gebruik en de toestemming daarvoor is, gegeven de onbetwiste privésituatie van werknemer, ook niet onlogisch. Met name heeft Greeuw geen verklaring van de directeur overgelegd, terwijl de directeur ook niet op de zitting is verschenen.