Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 23 juni 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:4766
Feiten
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (hierna: SNCU) is op enig moment een onderzoek gestart naar de naleving door NF Jobs B.V. van de CAO voor Uitzendkrachten in de periode 16 november 2014 tot en met 16 september 2015, in welke periode de cao algemeen verbindend was verklaard. Bij de Kamer van Koophandel is NF Jobs ingeschreven als Uitzendbureau. Dit onderzoek is op 26 januari 2016 uitgevoerd door onderzoeksbureau Providius. Zij heeft in het onderzoek immateriële en materiële afwijkingen van de CAO voor Uitzendkrachten geconstateerd. Door VRO Certification B.V. (hierna: VRO) is een ‘definitieve rapportage hercontrole naleving CAO voor Uitzendkrachten’ opgesteld. De niet verantwoorde nabetaling door NF Jobs is door VRO vastgesteld op € 59.620,88. In eerste aanleg heeft SNCU veroordeling van NF Jobs gevorderd tot naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, alsmede nabetaling van € 59.620,88 aan de betrokken (oud-)werknemers. De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 november 2018 geoordeeld dat SNCU, tegenover de betwisting van NF Jobs, niet aan haar stelplicht heeft voldaan ten aanzien van de toepasselijkheid van de cao. Op die grond zijn alle vorderingen afgewezen. SNCU vordert in hoger beroep dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen.
Oordeel
Toepasselijkheid CAO voor Uitzendkrachten
Het hof overweegt dat op SNCU de stelplicht rust dat de CAO voor Uitzendkrachten op NF Jobs van toepassing is. SNCU wijst in dat verband erop dat NF Jobs zichzelf een uitzendbureau noemt en zo ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel, dat zij haar werknemers aanneemt als uitzendkrachten en pas voor het eerst in deze procedure het verweer voert dat zij geen uitzendorganisatie zou zijn. Uit niets blijkt dat NF Jobs als opdrachtnemer optrad en haar eigen werknemers instrueerde. NF Jobs stelt, zonder verdere motivering, dat de arbeidskrachten zelfstandig werkten en werden aangestuurd door NF Jobs zelf. Dat acht het hof echter een onvoldoende concrete en gemotiveerde betwisting van de stellingen van SNCU. Uit het rapport van Providius blijkt bijvoorbeeld dat een medewerker werkte bij Kleentec B.V., een schoonmaakbedrijf. Uit de arbeidsovereenkomst tussen die medewerker en NF Jobs blijkt dat hij werd aangenomen als ‘algemeen medewerker schoonmaak’ en uitdrukkelijk als uitzendkracht. Door NF Jobs had nader moeten worden uitgelegd dat ondanks het feit dat in de arbeidsovereenkomst van de medewerker sprake is van een uitzendovereenkomst, er feitelijk sprake was van een andere rechtsverhouding. In het licht van alle omstandigheden waaruit blijkt dat Jobs zich presenteerde als uitzendbureau, acht het hof de blote beweringen, die voor het eerst naar voren worden gebracht in de gerechtelijke procedure, dat de feitelijke situatie anders lag, derhalve onvoldoende. Het hof komt zodoende – anders dan de kantonrechter – tot het oordeel dat als onvoldoende weersproken moet worden aangenomen dat de uitzendkrachten onder feitelijke leiding en toezicht van de inlener stonden en er dus sprake is van uitzendwerk in de zin van artikel 7:690 BW en artikel 1 van de CAO voor Uitzendkrachten. Uit de eigen opgave van NF Jobs volgt dat 60,74% van het totale premieplichtige loon toegerekend moet worden aan de categorie ‘schoonmaak’. Dat is meer dan 50%. De CAO voor Uitzendkrachten is daarmee van toepassing.
Vorderingen SNCU
Het hof oordeelt dat gebleken is dat NF Jobs de CAO voor Uitzendkrachten niet correct heeft nageleefd en dat uitgegaan kan worden van de berekening als vermeld in de rapportage van VRO en dat door Jobs niet voldaan is aan de opgelegde nabetalingsverplichting. De vorderingen van SNCU jegens NF Jobs zijn zodoende toewijsbaar. De door SNCU ingestelde vorderingen in verband met bestuurdersaansprakelijkheid worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.