Rechtspraak
Feiten
In deze procedure verzoekt werknemer primair een verklaring voor recht dat KPN toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW, door werknemer eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van Manager Productiemanagement per 1 april 2019 te ontnemen. Daarnaast verzoekt werknemer vergoeding van de dientengevolge geleden schade. Subsidiair verzoekt werknemer vernietiging van de opzegging door KPN en een billijke vergoeding.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:686 BW bepaalt dat de bepalingen van afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW voor geen van beide partijen de mogelijkheid uitsluit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van schadevergoeding. Daaruit volgt echter niet dat een op die grondslag ingestoken procedure met een verzoekschrift moet worden ingeleid. Uit dit artikel blijkt slechts dat partijen óók de genoemde, op Boek 6 BW gebaseerde rechtsmiddelen van ontbinding en schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ten dienste staan, voor het inroepen waarvan een dagvaardingsprocedure is voorgeschreven. Evenmin volgt, anders dan de gemachtigde van werknemer heeft betoogd, uit het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 en lid 3 BW dat een verzoekschriftprocedure ten aanzien van het door hem primair verzochte aangewezen is. In het eerstbedoelde artikellid is bepaald dat gedingen die op het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW bepaalde zijn gebaseerd, ingeleid worden met een verzoekschrift. Aan het door hem primair verzochte heeft werknemer echter een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) van KPN ten grondslag gelegd. Het door hem primair verzochte is derhalve gegrond op artikel 6:74 BW en niet op ‘op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde’, als bedoeld in artikel 7:686a lid 2 BW. Het kan ook niet worden aangemerkt als een nevenvordering als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW. Dat impliceert immers dat er (primair) een verzoek gegrond op het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW voorligt en dat is hier niet het geval. Een dergelijk verzoek heeft werknemer slechts (meer) subsidiair ingesteld, zodat aan beoordeling daarvan eerst wordt toegekomen indien het primair door hem verlangde, dat ervan uitgaat dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 tot een definitief einde is gekomen, niet toewijsbaar zou zijn. Het voorgaande betekent dat de kantonrechter hierna op de voet van artikel 69 Rv zal bevelen dat de onderhavige zaak wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een en ander als hierna gemeld.