Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 25 februari 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:1063
Feiten
Werknemers zijn op verschillende tijdstippen tussen januari 2000 en september 2010 bij Post Kogeko Transport B.V., dan wel haar rechtsvoorganger Post Kogeko Logistics B.V., in dienst getreden. In 2013 heeft Post Kogeko Perishables Ltd. (hierna: PKP Post) Kogeko Logistics overgenomen. Als gevolg van die overname zijn werknemers sinds/omstreeks april 2013 van rechtswege bij PKP in dienst. Werknemers, allen woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, zijn vrachtwagenchauffeurs. Zij krijgen/kregen hun rittenopdrachten vanuit de vestiging in Maasdijk. Werknemers stellen dat alle werkzaamheden die zij voor PKP verricht(t)en, voor PKP verricht zijn vanuit Maasdijk, dat de directie van PKP (feitelijk) kantoor houdt te Maasdijk (op het formele adres van PKP in Engeland is geen transportbedrijf gevestigd), dat ook het hoofdbestuur van PKP in Maasdijk gezeteld is en dat PKP, die vergunningplichtig vervoer verricht, om die reden als een in Nederland gevestigde werkgever in de zin van de Cao beroepsgoederenvervoer (hierna: de Cao) gezien moet worden. Dat maakt volgens werknemers dat op hun respectieve arbeidsovereenkomsten met PKP deze algemeen verbindend verklaarde Cao van toepassing is. Stellende dat zij niet overeenkomstig bedoelde Cao verloond zijn, hebben zij PKP voor de kantonrechter te Den Haag gedagvaard en achterstallig loon gevorderd. De kantonrechter heeft alle vorderingen van werknemers afgewezen. Werknemers kunnen zich met het vonnis van de kantonrechter niet verenigen. In hoger beroep vorderen zij vernietiging van genoemd vonnis onder toewijzing van het in eerste aanleg gevorderde.
Oordeel
Om de vorderingen van werknemers te kunnen beoordelen dient te worden onderzocht of zij onder het bereik en de werkingssfeer van de Cao vallen. De zaak spitst zich in dezen met name toe op de vraag of werknemers ook werknemers zijn in de zin van de Cao. In de kern gaat het hier om de vraag of sprake is van werknemers die gewoonlijk werk(t)en “in of vanuit de in Nederland gevestigde onderneming”. De tekst en strekking van de Cao beschouwende is het hof van oordeel dat de zinsnede “in of vanuit” begrepen moet worden als daadwerkelijk, fysiek in of vanuit (in dit geval) Maasdijk de werkzaamheden voor de werkgever verrichten. Dat ligt voor de hand nu het hier een Cao betreft voor het vervoer van goederen. Kenmerkend daarvoor is de fysieke activiteit van verplaatsing. De Cao ziet op de rol en fysieke betrokkenheid van de chauffeur daarbij. Het hof ziet geen aanknoping in de Cao voor een andere benadering. Een andere indicatie voor die uitleg vindt het hof in de bepalingen van de Cao aangaande de (vrije) Nationale feestdagen waar o.a. Koningsdag en 5 mei worden genoemd. Niet is betwist dat werknemers hun instructies (ritopdrachten) in Groot-Brittannië (vanuit Maasdijk) ontvingen en hun werk in Groot-Brittannië organiseerden. PKP heeft aan de hand van een overzicht inzichtelijk gemaakt dat de ritten door werknemers doorgaans dan wel grotendeels in Groot-Brittannië werden uitgevoerd. Werknemers bestrijden dat overzicht wel maar concretiseren een en ander niet zodat het hof aan die blote betwisting en het bewijsaanbod ter zake, voorbij gaat. De lading (in Nederland op een trailer geladen) werd doorgaans in Groot-Brittannië (in de haven) aan een trekker gekoppeld en die lading werd vervolgens op verschillende plaatsen in Groot-Brittannië gelost. De fysieke betrokkenheid van werknemers bij de lading nam daarbij een aanvang in Groot-Brittannië. Ook dat hebben werknemers niet gemotiveerd bestreden. Na het uitvoeren van de opgedragen rit(ten) keerden werknemers met hun trekker, die veelal bij de betreffende chauffeur persoonlijk in gebruik was, naar hun huis in Groot-Brittannië terug van waaruit zij ook weer vertrokken voor de volgende opdracht. Werknemers startten en eindigden derhalve hun werkzaamheden bij hun woonhuis. In deze situatie vangt of eindigt de fysieke betrokkenheid van werknemers bij het vervoer van goederen niet aan “in of vanuit” Maasdijk. De conclusie moet dan ook zijn dat de vorderingen van werknemers niet op de Cao, uitgelegd naar Nederlands recht, gegrond kunnen worden; werknemers vallen niet onder het bereik en de werkingssfeer van de Cao. Maar ook om een andere reden komen de vorderingen van werknemers niet voor toewijzing in aanmerking. Naar het oordeel van het hof is namelijk op de arbeidsrelaties van partijen Engels recht van toepassing op grond van de Rome I-verordening alsmede het arrest van het Hof van Justitie EU in de zaak Koelzsch (ECLI:EU:C:20l1:151) en het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2165).