Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/N.V. Univé Schade
Hoge Raad, 17 juli 2020
ECLI:NL:HR:2020:1281
Niet wijzen op mogelijkheid zelfstandig tegenverzoek (ontbinding) is tekortkoming van rechtsbijstandverlener. Geen schade ondanks lagere ontbindingsvergoeding, vanwege verschillende grondslagen (bedrijfseconomisch versus verstoorde arbeidsverhouding).

Feiten

Werkneemster is sinds 1974 in dienst van werkgever. Vanaf 2004 is zij adjunct-directeur. Werkgever heeft onderzoek laten doen naar onregelmatigheden in de financiële administratie en werkneemster om tekst en uitleg gevraagd. In augustus 2013 heeft werkgever ontbinding ex artikel 7:685 (oud) BW gevraagd. De ontbinding was primair verzocht vanwege een dringende reden (wanbeleid en zelfverrijking) en subsidiair wegens bedrijfseconomische redenen. Werkneemster heeft verweer gevoerd, maar geen zelfstandig tegenverzoek ingediend. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen ontbonden. Voorts is overwogen dat deze omstandigheid niet aan één van partijen valt te verwijten zodat een neutrale vergoeding van € 225.934,11 billijk wordt geacht. Werkgever heeft het ontbindingsverzoek ingetrokken. Werkneemster heeft vervolgens zelf ontbinding verzocht, ditmaal op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Aan werkneemster is een vergoeding van € 113.000 toegekend, mede vanwege een succesvol beroep op het ‘habe wenig-criterium’. Werkneemster stelt haar rechtsbijstandverzekeraar aansprakelijk voor de schade wegens toerekenbare tekortkoming (het niet doen van een tegenverzoek). 

Advocaat-generaal (Hartlief)

De A-G concludeert dat de rechtsbijstandverlener tekort is geschoten in het niet vermelden van de mogelijkheid tot het doen van een tegenverzoek. Anders dan werkneemster veronderstelt, is het niet zo dat sprake is van ‘schade’. Bij het eerste ontbindingsverzoek was de grondslag bedrijfeconomische redenen. Het lag niet zonder meer voor de hand dat werkneemster op deze grond zelfstandig ontbinding had verzocht en toegewezen gekregen. Voor een verstoorde arbeidsverhouding lag een C=0,5 in plaats van C=1,0 meer voor de hand. Nu werkneemster geen aantoonbare schade heeft geleden, faalt het cassatieberoep.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).