Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 4 augustus 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:7606
Feiten
Werknemer is op 17 april 1990 bij NN Personeel B.V. (hierna: NN) in dienst getreden. Op 21 januari 2019 heeft NN haar adviesaanvraag ‘Sluiting locatie Ede’ (hierna: de adviesaanvraag) ingediend bij de Centrale Ondernemingsraad van NN Group N.V. (hierna: de COR). De onder hoofdstuk 5.1 van de adviesaanvraag weergegeven regeling is een weergave van artikel 2.3 (Reistijd) van het Sociaal Kader Reorganisatie NN (hierna: het SKR). In artikel 7.7 SKR is een hardheidsclausule opgenomen. De COR heeft op 26 maart 2019 positief advies gegeven naar aanleiding van de adviesaanvraag. Op 27 maart 2019 heeft de bestuurder van NN het besluit tot sluiting van de locatie Ede genomen conform de adviesaanvraag. NN heeft vervolgens diverse malen een ‘Nieuwsflits verhuizing Arnhem’ verstuurd aan de werknemers van locatie Ede. In de nieuwsflitsen staat onder meer dat de daadwerkelijke reistijd begin december wordt berekend. NN heeft op 13 november 2019 bij de COR een addendum op de adviesaanvraag ingediend. Dit addendum ziet op de aanpassing van de peildatum voor het berekenen van de reistijd. NN heeft in de ‘update huisvesting: standplaatswijziging’ van 15 november 2019 aan de werknemers van locatie Ede medegedeeld dat de peildatum 17 december wordt in plaats van 10 december. Bij brief van 5 december 2019 heeft NN de standplaatswijziging formeel bevestigd aan werknemer. Werknemer heeft op 11 december 2019 bezwaar ingediend tegen de beslissing tot standplaatswijziging, met het verzoek om de peildatum van 10 december 2019 te hanteren. NN heeft het bezwaar van werknemer niet gehonoreerd. Bij brief van 2 maart 2020 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd ‘conform sociaal kader reorganisatie’. Tussen partijen is in geschil of werknemer een beroep toekomt op het reistijdcriterium. Uit dit artikel volgt dat medewerkers van NN bij een reorganisatie hun werk niet hoeven te volgen als de reistijd (enkele reis) boven de 90 minuten uitkomt. Voor werknemer zou dit betekenen dat hij per 1 maart 2020 boventallig is en onder meer aanspraak kan maken op een beëindigingsvergoeding.
Oordeel
Gerechtvaardigd vertrouwen
Met NN is de kantonrechter van oordeel dat het beroep van werknemer op gerechtvaardigd vertrouwen niet slaagt. In de adviesaanvraag staat dat 10 december 2019 de peildatum is voor het berekenen van de reistijd ten behoeve van de definitieve keuze van de werknemer. In de adviesaanvraag heeft NN daarnaast duidelijk vermeld dat het berekenen van de reistijd en het kunnen maken van de definitieve keuze afhankelijk is van de nieuwe dienstregelingen. Ook uit de overige door werknemer naar voren gebrachte feiten en omstandigheden volgt niet dat door NN mededelingen zijn gedaan, dan wel dat sprake is van gedragingen aan de zijde van NN, op basis waarvan werknemer erop mocht vertrouwen dat hij 10 december 2019 als definitieve peildatum mocht aanhouden.
Wijziging peildatum
De kantonrechter is van oordeel dat de wijziging van de peildatum in lijn is met de inhoud en strekking van de adviesaanvraag, waarin ook duidelijk het voorbehoud van het ingaan van de nieuwe dienstregeling is gemaakt. NN heeft de wijziging van de peildatum direct aan de COR medegedeeld. Vervolgens heeft NN de wijziging tijdig – namelijk ongeveer een maand voordat de definitieve keuze moet worden gemaakt – aan haar medewerkers medegedeeld. De COR beschouwt deze mededeling kennelijk ook als tijdig en zorgvuldig.
Hardheidsclausule
Voor toepassing van de hardheidsclausule is volgens artikel 7.7 SKR vereist dat toepassing van het SKR in een specifiek geval tot een onbillijke situatie leidt, waarin door het SKR niet is voorzien. Zoals hiervoor al overwogen, mocht werknemer niet gerechtvaardigd vertrouwen op 10 december 2019 als definitieve peildatum. Van een situatie van ‘aan het lijntje houden’ is dan ook geen sprake geweest. Ook kan het wijzigen van de peildatum niet worden aangemerkt als een fout van NN. Pas in maart 2020, nadat werknemer tevergeefs bezwaar had aangetekend tegen de standplaatswijziging en hij er al meerdere malen op was gewezen dat het reistijdcriterium/het SKR op hem niet van toepassing is, heeft werknemer zijn ontslag ingediend bij NN. Ook op dat moment heeft NN hem er nogmaals op gewezen dat het SKR niet op hem van toepassing is en dat hij zijn ontslag kon heroverwegen. Dit is voor werknemer geen aanleiding geweest om van zijn ontslag terug te komen. Bij toepassing van het reistijdcriterium wordt niet gekeken naar de werkelijke reistijd, maar naar de reistijd volgens dienstregeling. Dit is juist om alle medewerkers gelijk te behandelen. Als gekeken zou moeten worden naar vertragingen op individuele trajecten, is het reistijdcriterium niet meer objectief toe te passen. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat NN het reistijdcriterium strikt toepast en hierop geen afwijkingen toestaat. De vorderingen van werknemer slagen niet.