Rechtspraak
Feiten
Werknemer is tot 1 januari 2019 in dienst geweest bij werkgever. Als onderdeel van de arbeidsovereenkomst is aan werknemer een leaseauto ter beschikking gesteld tegen een maandelijks leasebedrag van € 699 waarvan € 69 eigen bijdrage voor werknemer. In de arbeidsovereenkomst is daarover onder meer opgenomen dat werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op eigen initiatief verplicht is de leaseovereenkomst over te nemen. Werknemer en werkgever hebben ter zake van deze lease op 11 april 2017 een berijderscontract gesloten. In het berijderscontract is eenzelfde bepaling opgenomen als in de arbeidsovereenkomst. Bij brief van 25 oktober 2018 heeft werknemer meegedeeld zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Per e-mail van 19 november 2018 heeft de leasemaatschappij een uitleg gegeven over de berekening van de afkoopsom. Bij brief van 21 en 29 november 2018 en per e-mail van 22 november 2018 heeft werkgever aan werknemer meegedeeld de afkoopsom aan hem door te zullen belasten. Bij brief van 22 januari 2019 is aan werknemer een factuur voor een bedrag van € 7.467,77 gezonden. Werknemer heeft € 3.717 betaald. Werkgever vordert dat de kantonrechter werknemer veroordeelt om aan werkgever een bedrag van € 4.292,57 te betalen.
Oordeel
Werkgever was met de leasemaatschappij een laag tarief overeengekomen waardoor een hoge boekwaarde gehanteerd werd en lage afschrijvingen werden aangehouden bij de berekening van de afkoopsom en daardoor bij een tussentijdse beëindiging van de leaseovereenkomst het verschil tussen die boekwaarde en de handelswaarde veel groter zou zijn dan wanneer een reële afschrijving zou zijn gehanteerd. De eisen van goed werkgeverschap brengen mee dat werkgever een zekere verantwoordelijkheid heeft voor een goede uitvoering van de leaseovereenkomst en het berijderscontract. Het is immers werkgever zelf die de inhoud van de leaseovereenkomst bepaalt in overleg met de eveneens door hem te kiezen leasemaatschappij. Die verantwoordelijkheid brengt met zich dat werkgever in dit geval, waar een keuze van werknemer aanzienlijke financiële consequenties voor hem kan hebben, werknemer adequaat informeert over de leaseregeling en het berijderscontract, temeer nu werkgever er niet zonder meer op mag vertrouwen dat iedere werknemer de consequenties van de leaseovereenkomst en het berijderscontract goed beseft. Niet gesteld of gebleken is op welke wijze werknemer voorafgaand aan het tekenen van het berijderscontract van de wijze van berekening van de leasetermijnen en de afkoopsom in kennis is gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat van werkgever gevraagd mag worden dat hij een werknemer in voorkomend geval expliciet schriftelijk wijst op het gevaar van zijn keuze waarbij werkgever inzichtelijk maakt op welke wijze de afkoopsom wordt berekend. Nu vast staat dat werkgever niet aan voornoemde verplichting heeft voldaan, acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wanneer werknemer deze afkoopsom volledig voor eigen rekening zou moeten nemen. Nu werkgever verder in dit geding geen handvatten heeft gegeven aan de hand waarvan een andere berekening zou kunnen worden gemaakt, wordt gevolgd de door werknemer als productie B bij antwoord overgelegde berekening. Dit betekent dat werkgever het resterende bedrag van de afkoopsom, namelijk € 3.750,77, voor eigen rekening moet nemen.