Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 juli 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:3559
Feiten
Werknemer werkt vanaf zijn 21e in de fietsenbranche. In 2012 werd hij mede-eigenaar van een fietsenwinkel in Enschede. In 2017 werd werknemer benaderd door Hartmobile B.V. (hierna: Qwic), waarbij hij begin 2018 in tijdelijke dienst trad als vertegenwoordiger in Oost-Nederland. Per 1 februari 2020 is het dienstverband omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding. Op grond van dit concurrentiebeding is het werknemer niet toegestaan om binnen een jaar na einde van het dienstverband werkzaam te zijn bij een ‘company or business that operates activities similar, related and/or in any way competing’ met die van Qwic. Het basisloon van werknemer bij Qwic bedroeg laatstelijk € 4.100 bruto per maand. In april 2020 werd werknemer benaderd door Muto Bike BV (hierna: Muto), een dochteronderneming van het fietsenmerk Stella, dat online e-bikes verkoopt, rechtstreeks aan consumenten. Muto bood hem de functie aan van productmanager/eindverantwoordelijke, waarbij hij leiding gaat geven aan acht medewerkers, met een basisloon van € 5.000 per maand. Bij verkoop van meer dan 4000 fietsen per 1 januari 2021 zal het salaris worden verhoogd naar € 6.500 bruto per maand. Op 30 april 2020 heeft werknemer besloten in te gaan op het aanbod van Muto en heeft hij zijn arbeidsovereenkomst met Qwic per 1 juni 2020 opgezegd. Qwic heeft werknemer laten weten dat zij hem wenst te houden aan het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst. Werknemer is in afwachting van de uitkomst van deze procedure niet gaan werken bij Muto en heeft vanaf 1 juni 2020 geen inkomsten meer. Partijen twisten over de vraag of het werknemer is toegestaan om bij Muto in dienst te treden zonder schending van het concurrentiebeding.
Oordeel
Tussen partijen is niet in geschil dat in de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Qwic een rechtsgeldig concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding is opgenomen. Zowel Qwic als Muto verkoopt e-bikes. In zoverre is Muto een gelijksoortig bedrijf als Qwic, ook al verkoopt Muto slechts één model fiets en biedt Qwic meer keuze. Muto moet dan ook als een concurrerend bedrijf worden beschouwd. Dat Muto direct aan consumenten verkoopt en Qwic aan de fietsenwinkels, maakt dit oordeel niet anders, nu de consument uiteindelijk de doelgroep vormt. Bij de belangenafweging is het volgende relevant. Werknemer heeft gedegen kennis van de verkoop van fietsen, in het bijzonder van e-bikes. Deze kennis heeft hij niet hoofdzakelijk opgedaan bij Qwic. Hij was immers al jaren werkzaam als verkoper van fietsen en was zelfs mede-eigenaar van een fietsenwinkel. Qwic heeft een aantal documenten overgelegd die volgens haar laten zien dat werknemer van bedrijfsstrategieën op de hoogte was. Dat deze documenten geheim zijn, kan daaruit niet worden opgemaakt. De vertrouwelijkheid daarvan wordt geacht te worden beschermd door het geheimhoudingsbeding. Muto verkoopt haar fietsen uitsluitend online. Er zijn weliswaar pop-upshops, maar daar kan je geen fietsen kopen. Qwic is van plan zich ook meer te gaan toeleggen op online-verkoop. Werknemer heeft echter onbetwist gesteld dat hij vanuit zijn functie bij Qwic niets met online-verkoop te maken heeft gehad. Hij verkocht fietsen aan winkeliers in Oost-Nederland. Als werknemer al kennis heeft van verkoopstrategieën, zal die bij Muto daarom niet of minder bruikbaar zijn. Het gevaar van precedentwerking, met name het argument dat Muto hard aan werknemers van Qwic trekt, heeft Qwic niet verder geconcretiseerd. Het belang van Qwic bij handhaving van het beding is dan ook betrekkelijk. Daar staat tegenover het belang van werknemer. Hij gaat er financieel behoorlijk op vooruit en de baan bij Muto is ook inhoudelijk een positieverbetering. Een dergelijke verbetering kan Qwic hem momenteel niet bieden, zo blijkt uit de e-mail van 18 mei 2020. De arbeidsovereenkomst bij Muto is weliswaar voor bepaalde tijd, maar dat is in de huidige tijd vrij gebruikelijk en wil zeker niet zeggen dat Muto na afloop van het contract niet met hem verder wil. Dit alles in aanmerking nemend, luidt het oordeel dat voorshands aannemelijk is dat de afweging van wederzijdse belangen van partijen in een bodemprocedure in het voordeel van werknemer zal uitvallen en dat de bodemrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen, omdat werknemer door dit beding onbillijk wordt benadeeld. Het concurrentiebeding zal daarom in dit kort geding met onmiddellijke ingang deels worden geschorst, namelijk voor zover dit ziet op indiensttreding bij Muto.