Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Infinitum Curae B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 8 september 2020
ECLI:NL:GHDHA:2020:1552
Werkneemster is niet geslaagd in het leveren van (getuigen)bewijs dat een maandsalaris van € 2.000 netto met haar is overeengekomen.

Feiten

Op 24 september 2019 is een tussenarrest gewezen waarbij werkneemster is toegelaten tot bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat zij op enig moment met Infinitum Curae B.V. (hierna: Infinitum) is overeengekomen dat het haar toekomende salaris voor de door haar in de periode van 4 september 2017 tot 4 april 2018 voor Infinitum te verrichten werkzaamheden, € 2.000 netto per maand zou bedragen. De raadsheer-commissaris heeft op 5 december 2019 aan de kant van werkneemster de getuigen gehoord. Infinitum heeft afgezien van contra-enquête.

Oordeel

Uit niets blijkt dat er vanuit Infinitum enige druk in welke vorm dan ook, op getuigen is uitgeoefend aangaande de (schriftelijke) verklaringen die zij in deze procedure hebben afgelegd. De stelling van werkneemster die neerkomt op het spreekwoord “wiens brood men eet, diens woord men spreekt” is te gemakkelijk en wordt door werkneemster ook op geen enkele wijze onderbouwd. Met betrekking tot de in deze procedure afgelegde schriftelijke en mondelinge (getuigen)verklaringen overweegt het hof het volgende. Allereerst is daar de schriftelijke verklaring van getuige 1, waarin zij verklaart dat op de door haar ingescande arbeidsovereenkomst duidelijk een bruto-uurloon van 13,89 euro stond vermeld en dat dus geen sprake is van een nettoloon van 2000 euro. Getuige 1 heeft aangegeven deze schriftelijke verklaring terug te willen trekken omdat zij neutraal wil blijven, maar getuige 1 neemt van de inhoud van de verklaring geen afstand en zij verklaart niet dat de inhoud van haar verklaring haar door Infinitum is opgedrongen. Het hof blijft aan de schriftelijke verklaring dan ook betekenis hechten. Daarnaast is er de schriftelijke verklaring van getuige 2 waaruit volgt dat een bruto-uurloon van 13,89 euro is overeengekomen en dat er absoluut geen sprake is van een afspraak van 2000 netto per maand. Werkneemster heeft erop gewezen dat beide getuigen hebben verklaard op 5 september 2017 de arbeidsovereenkomst van werkneemster met Infinitum van X ontvangen te hebben en deze vervolgens te hebben gescand en/of gearchiveerd en dat dat hun verklaringen ongeloofwaardig maakt, maar het hof gaat daarin niet mee. Op zich bevreemdt dat wel, maar onmogelijk is het niet en de getuigen hebben onder ede verklaard dan wel zijn op de eerdere schriftelijke verklaring niet teruggekomen. Op de verklaring van getuige 4 valt naar het oordeel van het hof het nodige af te dingen. Ook indien in het door getuige 4 gememoreerde gesprek een bedrag van € 2000 is genoemd, was de setting waarin dit gesprek plaatsvond niet speciaal een setting waarin arbeidsvoorwaarden tot in details worden besproken en getuige 4 was ook geen actieve deelnemer aan het gesprek. Uit niets blijkt dat partijen tijdens die verjaardagsborrel (of daarna) concreet en bindend een maandsalaris van € 2.000 netto hebben afgesproken. Getuige 4 zal voor zichzelf aan het genoemde bedrag een nettoduiding hebben gegeven omdat zij (en haar groep van vriendinnen) nooit over brutobedragen spraken. Een te verdienen salaris wordt echter bijna nooit in nettobedragen afgesproken. Met de verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot de slotsom dat werkneemster niet geslaagd is in het leveren van het op haar gelegde bewijs. De verklaring van getuige 4 doet niet af aan de duidelijke verklaringen van getuige 1 en getuige 2. Daarbij merkt het hof nog op dat een bruto-uurloon van € 13,89 bij een werkweek van 36 uur, min of meer correspondeert met een maandsalaris van € 2.000 bruto. Vorenstaande betekent dat de vordering van werkneemster een valide grond ontbeert en zal worden afgewezen. Het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd.