Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 28 augustus 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:7881
Feiten
Werknemer, die de Chinese nationaliteit heeft, is vanaf eind 2019 in dienst bij Yashima B.V. in de functie van kok. Werknemer woonde samen met een collega in de kelder van het restaurant. Op 5 of 6 maart 2020 heeft werknemer het restaurant en zijn woning verlaten en is daarna niet meer teruggekomen. Een Nederlandse vertaling van een in de Chinese taal geschreven We Chat-bericht van 7 maart 2020 aan Yashima luidt als volgt: “Ik kan het me niet veroorloven besmet te raken. Ik kan niet voor dit geld mijn leven op het spel zetten het is het niet waard wees voorzichtig veiligheid staat voorop”. Werknemer verzoekt de kantonrechter onder meer om een verklaring voor recht dat de door Yashima op 6 maart 2020 gegeven opzegging ten onrechte is gegeven en werkgever te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag. Aan deze verzoeken legt werknemer ten grondslag dat Yashima hem, nadat zij zijn ziekmelding niet had geaccepteerd, op 6 maart 2020 op staande voet heeft ontslagen, zonder dat er sprake was van een dringende reden.
Oordeel
Yashima heeft zowel betwist dat de arbeidsovereenkomst met werknemer is opgezegd als dat werknemer zich heeft ziekgemeld. Volgens Yashima zei werknemer op 5 maart 2020 plotseling dat hij niet meer wilde werken omdat hij bang was besmet te raken met het coronavirus. Yashima verwijst daarbij naar het We Chat-bericht van 7 maart 2020. Volgens Yashima blijkt uit het feit dat werknemer na zijn vertrek op 5 maart 2020 niet meer is teruggekomen, dat werknemer de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd. Tegenover deze betwisting heeft werknemer, op wie de stelplicht en bewijslast rust, volgens de kantonrechter zijn stellingen onvoldoende nader onderbouwd. Ter zitting heeft werknemer verklaard dat hij met Yashima via We Chat over het ontslag heeft gecommuniceerd, maar deze berichten zijn niet als bewijsstukken ingediend. Wel heeft werknemer ter zitting berichten voorgelezen, waarin Yashima zou hebben gezegd dat, als werknemer niet zou komen werken, hij zou worden ontslagen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit nog geen opzegging van de arbeidsovereenkomst, laat staan een ontslag op staande voet. Verder is van belang dat het We Chat-bericht van 7 maart 2020 aansluit bij de stellingen van Yashima en dat uit niets blijkt dat werknemer tegen het volgens hem gegeven ontslag op staande voet heeft geprotesteerd. Voor de ziekmelding zijn tevens geen bewijsstukken ingediend. Nu werknemer zijn stellingen onvoldoende nader heeft onderbouwd, is er geen plaats voor verdere bewijslevering, waarmee niet vast is komen te staan dat Yashima de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Het verzoek tot een verklaring voor recht wordt door de kantonrechter afgewezen. Ter zitting heeft werknemer bevestigd dat het verzoek tot betaling van het achterstallig salaris en vakantietoeslag ziet op de maand maart 2020. Yashima heeft ter verweer een beroep gedaan op verrekening, door te stellen dat werknemer door zelf de arbeidsovereenkomst op te zeggen en daarbij de opzegtermijn niet te respecteren, op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een vergoeding van één maand verschuldigd is. De kantonrechter overweegt dat uit het We Chat-bericht, het vertrek van, op zijn laatst, 6 maart 2020 en het niet protesteren tegen het gestelde ontslag, Yashima had mogen begrijpen dat werknemer de arbeidsovereenkomst zelf heeft willen beëindigen. Werknemer is een vergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de opzegtermijn op grond van artikel 7:672 lid 11 BW. Omdat deze vergoeding hoger is dan het loon inclusief vakantietoeslag over de periode 1 tot en met 6 maart 2020 en Yashima bevoegd is tot verrekening slaagt het verweer.