Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Hunter Douglas Europe B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 31 augustus 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:8790
In de gegeven omstandigheden mocht werkgever niet aannemen dat langdurig arbeidsongeschikte werknemer zelf zijn arbeidsovereenkomst wilde opzeggen. Wederzijds goedvinden evenmin aan de orde. Werknemer maakt aanspraak op transitievergoeding.

Feiten

Werknemer is van 1 juli 1992 tot en met 21 november 2019 in dienst geweest bij Hunter Douglas Europe B.V. (hierna: Hunter Douglas) in de functie van operator. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 21 november 2019 geëindigd. Sinds 25 november 2019 ontvangt werknemer een WIA-uitkering. Bij e-mail van 20 november 2019 heeft werknemer onder meer het volgende bericht aan Hunter Douglas: “Op 27 november stopt de Loonbetaling (104 + 52 weken). Met de kennis die ik nu heb, is dat het moment dat ik ook geen verantwoordelijkheid meer heb af te leggen aan Hunter Douglas.(…) Graag wil ik het met deze mail tot een einde brengen. (…)” Bij brief van 25 november 2019 heeft Hunter Douglas onder meer het volgende bericht aan werknemer: “Wat fijn dat u een nieuwe uitdaging hebt gevonden en ook nog eens als conciërge/huismeester per 21 november, gefeliciteerd. Wij zullen dan ook uw arbeidsovereenkomst per 21 november 2019 beëindigen, het is volgens onze arbeidsovereenkomst namelijk niet mogelijk twee werkgevers tegelijkertijd te hebben.” Bij e-mail van 26 november 2019 heeft werknemer het volgende bericht aan Hunter Douglas: “Naar aanleiding van de brief die ik vandaag heb ontvangen, komen wij overeen dat de arbeidsovereenkomst per 21-11-2019 formeel ontbonden is.” Werknemer verzoekt onder meer Hunter Douglas te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding.

Oordeel

Partijen zijn verdeeld over de vraag of de e-mail van werknemer door Hunter Douglas mocht worden beschouwd als een verklaring gericht op vrijwillige beëindiging. Die vraag moet in de gegeven omstandigheden ontkennend worden beantwoord, om de volgende redenen. Op 20 november 2019 eindigde de loondoorbetalingsplicht van Hunter Douglas, maar werknemer had op dat moment een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hunter Douglas had zich moeten realiseren dat werknemer met een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn recht op transitievergoeding zou prijsgeven. Op haar rustte dus op dat moment de plicht om bij werknemer nadrukkelijk te informeren of hij daadwerkelijk wilde beëindigen en of hij zich de gevolgen daarvan – namelijk het prijsgeven van zijn recht op een transitievergoeding – realiseerde. Ook had het op haar weg gelegen om te informeren bij werknemer of hij op dit punt met zijn adviseurs had gesproken. De e-mail is namelijk verstuurd vanaf het privé-e-mailadres van werknemer en op geen enkele wijze blijkt dat hij zich had laten informeren. Dan is de vraag aan de orde of sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Volgens Hunter Douglas is daarvan sprake, omdat werknemer bij e-mail van 26 november 2019 heeft geschreven dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst per 21 november 2019 “formeel ontbonden is”. Deze e-mail is echter een reactie op de brief van Hunter Douglas van 25 november 2019. Die brief bevat geen aanzet om de arbeidsovereenkomst in overleg tot een einde te brengen. In de gegeven omstandigheden moet deze brief worden gekwalificeerd als een eenzijdige rechtshandeling van de zijde van Hunter Douglas, gericht op beëindiging. De e-mail van werknemer is eveneens een eenzijdige rechtshandeling, namelijk de bevestiging van die opzegging. Die enkele bevestiging maakt niet dat Hunter Douglas er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen gezamenlijk tot een einde van de arbeidsovereenkomst zijn gekomen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geconcludeerd dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is genomen door Hunter Douglas. Dit maakt dat zij, zoals hiervoor reeds overwogen, is gehouden om een transitievergoeding te betalen aan werknemer.