Naar boven ↑

Rechtspraak

Uniface B.V./werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 7 september 2020
ECLI:NL:RBAMS:2020:4594
Softwarebedrijf heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat als gevolg van haar besluit om haar software vanaf juni 2020 op de website gratis beschikbaar te stellen, de functie van werknemer noodzakelijkerwijs vervalt.

Feiten

Uniface is een softwarebedrijf en werkt met partners, oftewel tussenpersonen die door hen met Unifacesoftware ontwikkelde applicaties verkopen aan derden. Zo’n tussenpersoon wordt ook wel VAR (value added reseller) genoemd en Uniface sluit met deze ‘resellers’ een zogenoemd VAR-contract. Werknemer is op 1 oktober 2012 in dienst getreden bij Compuware Europe BV, dat op 1 februari 2014 is overgenomen door Uniface. De taak van werknemer was onder meer om zo veel mogelijk VAR-contracten te sluiten in zijn werkgebied. In juli 2019 heeft Uniface onder meer werknemer geïnformeerd over het vervallen van zijn functie en meegedeeld dat herplaatsing niet mogelijk was. Uniface heeft met werknemer op 15 oktober en 31 oktober 2019 gesproken over een minnelijke regeling, maar die is niet bereikt. Uniface heeft werknemer per 1 november 2019 op non-actief gesteld. Op 19 december 2019 heeft Uniface bij het UWV een ontslagaanvraag voor werknemer ingediend vanwege bedrijfseconomische redenen. Bij beslissing van 2 april 2020 heeft het UWV de toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen geweigerd. Op 26 juni 2020 heeft Uniface haar nieuwe website gelanceerd, waarbij developers gratis de software van Uniface kunnen gebruiken om applicaties te ontwikkelen. Een VAR-contract wordt pas gesloten wanneer een applicatie door de reseller aan een derde is verkocht. Het sluiten van het VAR-contract gaat voortaan online. Uniface verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per eerst mogelijke datum te ontbinden op grond van bedrijfseconomische redenen.

Oordeel

Werknemer betwist dat zijn functie slechts bestaat uit het sluiten van nieuwe VAR-contracten en voorts dat daaruit geen omzet zou komen. Zijn werk bestaat volgens hem voor 75% uit verkopen aan zowel nieuwe als bestaande VAR’s, maar ook aan resellers, distributeurs en eindgebruikers, waarmee hij grote bedragen aan omzet behaalt. Werknemer heeft verder de juistheid van het overzicht van Uniface weersproken en zijnerzijds een lijst in het geding gebracht met de partners en klanten in zijn werkgebied en de bijbehorende omzet over boekjaar 2019. Uit het overzicht van werknemer volgt dat hij meer dan € 2.000.000 omzet heeft gegenereerd over 2019 uit zowel bestaande als nieuwe VAR-contracten en door (rechtstreekse) verkoop aan onder meer resellers, directe klanten en eindgebruikers. De stelling van Uniface dat werknemer geen enkele omzet heeft voortgebracht is daarom niet houdbaar. Daarbij geldt dat het in de eerste plaats aan Uniface is, nu zij stelt dat het noodzakelijk is dat de arbeidsplaats van werknemer vervalt, om aannemelijk te maken dat met de werkzaamheden geen omzet wordt behaald en niet aan werknemer om het tegendeel te bewijzen. Uniface is daarin niet geslaagd. Ook het uitgangspunt van Uniface dat werknemer zich in zijn functie alleen bezighoudt met het afsluiten van nieuwe VAR-contracten zonder nog bemoeienis te hebben met al bestaande VAR’s en klanten is onvoldoende toegelicht. Dat werknemer zich (nog steeds) richt op eerder aangesloten partners en op reeds bestaande klanten volgt niet alleen uit het eerdergenoemde overzicht van werknemer maar blijkt eveneens uit de door hem overgelegde bijlagen bij zijn verweerschrift in de UWV-procedure. De daarin genoemde doelstellingen over de jaren 2016/2017 en 2017/2018 bestonden uit het behalen van bepaalde bedragen aan omzet uit zowel ‘New Business’ als ‘Existing Business’. Ten slotte heeft werknemer uitgebreid uiteengezet waaruit zijn werkzaamheden bestaan, uitgelegd dat hij zaken doet met nieuwe en bestaande partners en klanten en dat hij daarvoor over de hele wereld reist en de hem ongeveer 30 toebedeelde klanten en relaties minstens drie keer per jaar bezoekt. Uniface heeft hiertegen geen verweer gevoerd en heeft beaamd dat werknemer klantcontact voert. Het voorgaande leidt ertoe dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat als gevolg van het besluit van Uniface om de markt op een andere wijze te benaderen en haar software vanaf juni 2020 op de website gratis beschikbaar te stellen, de functie van werknemer noodzakelijkerwijs is vervallen. Het verzoek tot ontbinding wordt dan ook afgewezen.