Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 8 oktober 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:8232
Feiten
Tomorrow Group en werknemer zijn op 21 augustus 2018 een zogenoemde optieovereenkomst aangegaan. Werknemer is op 1 februari 2019 in dienst getreden bij New-IT. Op 9 mei 2019 heeft werknemer per whatsapp-bericht aan X, bestuurder van New-IT, laten weten dat hij “morgen niet op kantoor is”. In een e-mail van 13 mei 2019 heeft New-IT laten weten dat ervan wordt uitgegaan dat werknemer gelet op zijn whatsapp-bericht van 9 mei 2019 geen werkzaamheden zal uitvoeren. In een e-mail van 26 juni 2019 heeft werknemer zich beschikbaar gesteld voor het verrichten van werk en verzocht om toelating tot die werkzaamheden. De advocaat van New-IT heeft in een e-mail van 19 september 2019 aan de advocaat van werknemer laten weten dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen van rechtswege is geëindigd per 1 augustus 2019, voor zover sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook is in die e-mail namens Tomorrow Group de optieovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Werknemer heeft per e-mail van 27 september 2019 meegedeeld dat de e-mail van 19 september 2019 als een eenzijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt aangemerkt, waarmee werknemer niet heeft ingestemd, en dat vernietiging van die opzegging of een billijke vergoeding zal worden gevorderd. Wat betreft de optieovereenkomst is in de e-mail van 27 september 2019 gesteld dat de buitengerechtelijke ontbinding niet gerechtvaardigd is. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat er een arbeidsovereenkomst bestaat, dat New-IT wordt veroordeeld werknemer toe te laten tot werk en dat het loon wordt doorbetaald.
Oordeel
New-IT erkent dat er een arbeidsovereenkomst is aangegaan. Zij kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2019. Er is een schriftelijke arbeidsovereenkomst overgelegd, maar die is niet ondertekend. Er zijn ook geen aanwijzingen dat werknemer met die arbeidsovereenkomst heeft ingestemd. De arbeidsovereenkomst moet daarom geacht worden voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. De arbeidsovereenkomst is wel geëindigd door opzegging op 19 september 2019. Werknemer heeft die opzegging niet binnen twee maanden – door middel van een verzoek bij de kantonrechter – vernietigd. Het beroep van New-IT op de vervaltermijn slaagt.
Loonvordering
Naar het oordeel van de kantonrechter kan werknemer geen aanspraak maken op loon over de periode van 5 mei 2019 tot 26 juni 2019. Uit een e-mail van 2 mei 2019 van werknemer aan New-IT blijkt dat werknemer zich ziek heeft gemeld met ingang van in ieder geval 1 mei 2019. Op de zitting heeft werknemer verklaard dat hij na 5 mei 2019 hersteld was en niet meer wegens ziekte ongeschikt tot werken was. Na 5 mei 2019 heeft hij echter feitelijk niet meer gewerkt voor New-IT en daartoe ook geen initiatieven ondernomen. Het niet verrichten van de overeengekomen arbeid dient onder deze omstandigheden voor rekening van werknemer te komen. Vanaf 26 juni 2019 kon werknemer weer wel aanspraak maken op loon. In zijn e-mail aan New-IT van 26 juni 2019 heeft werknemer zich immers uitdrukkelijk weer beschikbaar gesteld voor het verrichten van de werkzaamheden en verzocht om toelating tot die werkzaamheden. Dat New-IT geen gebruik heeft gemaakt van dit aanbod, komt voor haar rekening.
Optieovereenkomst
De kantonrechter kan Tomorrow Group volgen in haar standpunt dat ervan moet worden uitgegaan dat de optieovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Werknemer was gehouden premie te betalen, maar heeft daar niet aan voldaan, waardoor werknemer in verzuimverkeerde. Tomorrow Group kon de optieovereenkomst daarom bij e-mail van 19 september 2019 buitengerechtelijk ontbinden zonder nadere ingebrekestelling. Het beroep op verrekening met loon wordt afgewezen.