Rechtspraak
Feiten
Werknemer stelt vanaf 24 april 2018 bij werkgever in dienst te zijn getreden. Vanaf 1 september 2018 tot en met 1 september 2019 was werknemer voor werkgever werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uren en een brutomaandloon van € 764,07. Werknemer volgde een BBL-opleiding en verrichtte mede in dat kader werkzaamheden voor werkgever. Op 27 augustus 2019 heeft werkgever werknemer mondeling laten weten dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet. Op 1 september 2019 is de arbeidsovereenkomst geëindigd. Werknemer stelt nog recht te hebben op betaling van achterstallig salaris, namelijk over 2018 een bedrag van € 994,69 netto en over 2019 een bedrag van € 82,05 netto, totaal € 1.076,74 netto. Daarnaast maakt werknemer nog aanspraak op het vakantiegeld over de maanden juli en augustus 2019, namelijk een bedrag van € 130,84 bruto en 7 vakantiedagen, ten bedrage van € 246,85 bruto. Werkgever heeft na verkregen uitstel niet meer geantwoord. Werknemer vordert veroordeling van werkgever tot betaling van een bedrag van € 942,84 (netto) aan achterstallig salaris, een bedrag van € 130,84 (bruto) aan vakantiegeld en een bedrag van € 266,60 (bruto) aan vakantiedagen alsmede onder meer de buitengerechtelijke incassokosten ad € 833.
Oordeel
Aangezien werknemer ten aanzien van het achterstallig salaris slechts een bedrag groot € 942,84 netto vordert, zal dit bedrag worden toegewezen. Werknemer vordert ten aanzien van de niet-betaalde vakantiedagen een bedrag van € 266,60 bruto. Nu werknemer in het lichaam van de dagvaarding heeft gesteld nog recht te hebben op een bedrag groot € 246,85, zal dit bedrag worden toegewezen en wordt het overige bedrag groot € 19,75 als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Werknemer maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief ad € 244,71 inclusief btw. De overige vordering van werknemer staat als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.