Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/de dader
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 28 oktober 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:8953
Civiele procedure om schadevergoeding te vorderen van dader van mishandeling. Verzekeringsdeskundige en arbeidsdeskundige ingeschakeld voor begroting van de schade. Totaal € 22.576,38 aan schadevergoeding toegewezen.

Feiten

Door mishandeling is het zicht van het linkeroog van werkneemster van 40% naar 10% gedaald. In een civiele procedure heeft werkneemster schadevergoeding gevorderd van de dader. De grootste schadepost betreft het verlies aan verdienvermogen. In het tussenvonnis van 19 juni 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat het causaal verband tussen de mishandeling en de door werkneemster gestelde oogklachten vaststaat. Het grootste bedrag van de door werkneemster gevorderde schadeposten betreft de post ‘verlies verdienvermogen, althans verlies van kansen’, waarvoor de rechtbank het noodzakelijk achtte een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige in te schakelen. De arbeidsdeskundige heeft de beroepswerkzaamheden van werkneemster voorafgaande aan de mishandeling geduid als zelfstandig groothandelaar in (dames)kleding. De arbeidsdeskundige heeft voor deze maatgevende arbeid een uitval als gevolg van het verminderd kunnen autorijden arbitrair gesteld op 25%. De deskundige stelt op grond daarvan de mate van arbeidsongeschiktheid voor de maatgevende arbeid op 25%. Met betrekking tot de arbeids- en verdienmogelijkheden na de mishandeling concludeert de arbeidsdeskundige dat de actuele werkzaamheden van werkneemster, als medewerker bediening bij een hotel, passende werkzaamheden zijn. Deze werkzaamheden zouden op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst 2 (hierna: FML-2) ook fulltime verricht kunnen gaan worden. Op basis van de FML-2 is de arbeidsdeskundige daarnaast van mening dat er geen beperkingen voor werkneemster zijn om de werkzaamheden uit te voeren zoals beschreven in het tweede scenario voor de arbeids- en verdienmogelijkheden zonder het voorval.

Oordeel

De rechtbank acht zich, gelet op de inhoud van het verzekeringsgeneeskundig en het arbeidsdeskundige onderzoek, voldoende voorgelicht om een oordeel te kunnen geven over de verschillende door werkneemster gevorderde schadeposten. De schade wordt berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. De rechtbank overweegt als volgt. Werkneemster is van haar plicht tot arbeidsinschakeling ontheven over de periode van 1 februari 2014 tot en met 1 februari 2015 omdat zij vanwege medische redenen niet in staat is om betaald arbeid te verrichten. Daarmee staat voldoende vast dat werkneemster tot en met 1 februari 2015 arbeidsongeschikt is geweest. Niet betwist is dat zij daarom een bedrag van € 815 netto per maand aan verdienvermogen is misgelopen over de periode van 1 januari 2014 tot 1 maart 2015, derhalve een totaal bedrag van € 11.410. De rechtbank gaat bij beoordeling van pensioenschade uit van het scenario waarbij werkneemster in loondienst werkzaam zou zijn geweest. Daarmee verwerpt de rechtbank het verweer van de dader dat werkneemster als zelfstandige geen pensioen heeft opgebouwd en dus geen pensioenschade lijdt. Gelet op het feit dat opgebouwde pensioenrechten niet behoeven te worden afgedragen aan schuldeisers in de WSNP, betreft dit schade waarvan wel voldoende aannemelijk is dat werkneemster deze heeft geleden. De rechtbank volgt werkneemster voor zover zij stelt dat het verlies aan pensioenopbouw kan worden gesteld op 10% van het verlies aan verdienvermogen. De schade bedraagt derhalve (10% van € 11.410 =) € 1.141. Daarnaast wordt € 5.742 aan kosten voor huishoudelijke hulp, € 600 aan reis- en parkeerkosten, € 93,38 aan zelfmedicatie en € 15.000 aan immateriële schade toegewezen. Het vorenstaande komt erop neer dat de rechtbank zal bepalen dat de dader € 22.576,38 aan schadevergoeding aan werkneemster dient te betalen.