Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Bens Thuiszorg en Schoonmaakdiensten B.V.
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 6 oktober 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:11393
Bedongen arbeid van werkneemster wordt vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de maanden december 2019, januari 2020 en februari 2020 ad 63 uur per maand. Loonvordering vastgesteld op een bedrag van (63 uur x € 10,35 bruto =) € 652,05 bruto.

Feiten

In de op 7 juli 2020 gegeven tussenbeschikking is de loonvordering van werkneemster voorshands toegewezen tot een bedrag ad (54 uur x € 10,35 bruto =) € 558,90 per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Werkneemster is bij deze beschikking in de gelegenheid gesteld om bij akte de bewijsstukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij, zoals zij heeft gesteld, tot aan haar ontslag (per 28 maart 2020) gedurende 16 uren per week voor Bens Thuiszorg en Schoonmaakdiensten B.V. (hierna: Bens) heeft gewerkt. Bij brief met bijlagen d.d. 6 augustus 2020 heeft de gemachtigde van werkneemster aan de kantonrechter toegezonden de salarisstroken van werkneemster met betrekking tot de maanden december 2019, januari 2020 en februari 2020. Blijkens deze stroken heeft zij in december 2019 gedurende 67 uur gewerkt, in januari 2020 gedurende 66 uur en gedurende de maand februari 2020 56 uur. Berekend over deze maanden heeft zij gemiddeld 63 uur per maand gewerkt. Uit de salarisstrook van werkneemster met betrekking tot de maand maart 2020 blijkt dat zij 46 uur heeft gewerkt. Deze arbeidsduur is volgens werkneemster niet representatief omdat Bens haar voor het einde van de maand heeft ontslagen.

Oordeel

De kantonrechter overweegt nader het volgende. De met ingang van 8 oktober 2018 gesloten arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft vanaf 8 oktober 2018 meer dan drie maanden geduurd. Per de maand maart 2020 wordt de bedongen arbeid daarom vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden (art. 7:610b BW). De gemiddelde arbeidsomvang in de maanden december 2019, januari 2020 en februari 2020 bedroeg blijkens de door de gemachtigde van werkneemster gepresenteerde bewijsstukken 63 uur per maand. Feiten en omstandigheden die tot de conclusie moeten luiden dat van een ander gemiddelde is uit te gaan, zijn niet (voldoende) gebleken. De loonvordering van werkneemster wordt daarom definitief vastgesteld op een bedrag ad (63 uur x € 10,35 bruto =) € 652,05 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. Dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, zal daarom worden toegewezen. De beslissing hierover treedt in de plaats van de voorlopige beslissing die de kantonrechter in zijn beschikking d.d. 7 juli 2020 over de loonvordering van werknemer heeft gegeven. Hetgeen Bens op grond van de tussenbeschikking d.d. 7 juli 2020 aan werkneemster mocht hebben voldaan, kan zij in mindering brengen op hetgeen zij volgens deze beschikking moet betalen. De bij de beschikking d.d. 7 juli 2020 gegeven eindbeslissing betreffende het ontslag, blijft onverminderd gelden. De kantonrechter veroordeelt Bens om aan werkneemster vanaf 28 maart 2020, totdat het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te betalen een bedrag ad € 652,05 per maand bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging van de datum van het verzuim tot de dag der algehele voldoening.