Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 4 juni 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:1316
Feiten
SThree Holdings B.V. (hierna: SThree) exploiteert een wereldwijde onderneming op het gebied van recruitment. Werknemer in 2013 voor bepaalde tijd bij SThree in dienst getreden. In de arbeidsovereenkomst waren een concurrentiebeding en relatiebeding opgenomen. De arbeidsovereenkomst van partijen is verschillende malen gewijzigd, als gevolg van promoties naar een andere functie en bij de overgang naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bij deze wijzigingen is steeds een passage opgenomen waaruit volgt dat de overige arbeidsvoorwaarden, waaronder non-concurrentie, van kracht blijven. In de (door werknemer niet ondertekende) aanpassing van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2016 ontbreekt elke verwijzing naar een concurrentie- annex relatiebeding. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst met SThree rechtsgeldig opgezegd tegen 1 februari 2018 en heeft op enig moment aangegeven in dienst te willen treden bij de R2Group. R2Group is een onderneming opgericht door twee voormalige leidinggevenden van werknemer, die zich volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bezighoudt met arbeidsbemiddeling. In eerste aanleg heeft werknemer gevorderd SThree te verbieden om hem op welke manier dan ook te belemmeren in dienst te treden bij de R2Group. Deze vordering werd toegewezen. Hiertegen komt SThree in hoger beroep op.
Oordeel
Het hof beantwoordt de vragen of het concurrentie- en relatiebeding ten tijde van de beëindiging van de arbeidsrelatie van partijen nog gelding had en of het werknemer op grond daarvan verboden kon worden bij R2Group (een concurrent van SThree) in dienst te treden, ontkennend. Allereerst geldt dat het concurrentie- en relatiebeding in ieder geval zijn geldigheid heeft verloren per 1 augustus 2016, toen partijen een gewijzigde arbeidsovereenkomst zijn aangegaan waarbij de functie en het salaris van werknemer zijn gewijzigd, zonder het concurrentie- en relatiebeding opnieuw expliciet overeen te komen. In die gewijzigde arbeidsovereenkomst ontbreekt (anders dan in de andere gewijzigde arbeidsovereenkomsten) de zinsnede dat de overige arbeidsvoorwaarden zoals weergegeven in de originele arbeidsovereenkomst van kracht blijven. Het vastleggen van enkel de wijzigingen in de arbeidsovereenkomst brengt niet met zich dat een eerder overeengekomen concurrentiebeding en/of relatiebeding (stilzwijgend) van kracht blijft. Gelet op het bezwarende karakter van een concurrentie- en/of relatiebeding, dient dit beding, naar het voorlopig oordeel van het hof, bij iedere wijziging in een arbeidsovereenkomst die leidt tot de ondertekening van een nieuw document (a) als bijlage bij het nieuwe document te worden gevoegd, onder verwijzing naar dit beding dan wel (b) dient de werknemer in dit nieuwe document uitdrukkelijk te verklaren dat hij instemt met (het blijven gelden van) het concurrentie- en relatiebeding. Daarvan is met betrekking tot de wijziging van 1 augustus 2016 niet gebleken. Voorts geldt dat de bedingen al voor het einde van het dienstverband hun geldigheid hadden verloren, omdat de bedingen nimmer aan de gewijzigde arbeidsovereenkomsten zijn aangehecht, dan wel op andere wijze ter hand zijn gesteld. Ook blijkt uit de tekst van de gewijzigde arbeidsovereenkomsten niet dat werknemer met het blijven gelden van die bedingen uitdrukkelijk heeft ingestemd. Aan de (schriftelijkheids)vereisten uit artikel 7:653 BW is derhalve niet voldaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de conclusie dat de grieven worden verworpen en dat de (originele) arbeidsovereenkomst van werknemer er niet aan in de weg stond om bij R2Group in dienst te treden.