Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 10 november 2020
ECLI:NL:GHARL:2020:9287
Feiten
Als HR-adviseur in arbeidsconflicten heeft opdrachtnemer opdrachtgeefster in 2017-2018 geadviseerd en begeleid bij contacten met de bedrijfsarts en (mediation)gesprekken met haar werkgever die uiteindelijk hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van haar dienstverband. In de loop van dat traject heeft opdrachtnemer de hulp ingeroepen van collega mr. M. Rijke van DialoogPlus, die de mediationgesprekken heeft voortgezet, en heeft zij ook een keer advies gevraagd van een advocaat. Voor deze bijstand heeft opdrachtnemer aan opdrachtgeefster € 4.437,68 inclusief btw in rekening gebracht. Opdrachtgeefster heeft daarop € 750 betaald maar weigert na ingebrekestelling verdere betaling. Met een beroep op een voor de opdracht overeengekomen uurloon van € 110 plus btw heeft opdrachtnemer de restanthoofdsom van € 3.687,68 gevorderd met rente en proceskosten. In het eindvonnis heeft de kantonrechter het gevorderde afgewezen. Tegen die afwijzing komt opdrachtnemer in hoger beroep. Opdrachtgeefster bestrijdt met haar grief in het incidenteel hoger beroep dat het een opdracht zou betreffen in plaats van een vriendendienst en wel voor niets.
Oordeel
Vriendendienst of opdracht?
Het argument van opdrachtgeefster dat opdrachtnemer haar diensten min of meer zou hebben opgedrongen, neemt niet weg dat opdrachtgeefster daarmee in september 2017 heeft ingestemd en opdrachtnemer als HR-adviseur in arbeidsconflicten heeft geaccepteerd en opgedragen haar bij te staan, te adviseren en te begeleiden bij contacten met de bedrijfsarts en (mediation) gesprekken met haar werkgever. Opdrachtnemer was net als zzp’er voor zichzelf begonnen met een eenmanszaak onder de handelsnaam HRXtra, waaronder zij van meet af aan met opdrachtgeefster correspondeerde. Zo handelde zij in de uitoefening van haar beroep, wat voor opdrachtgeefster duidelijk moet zijn geweest. In zo’n geval is de opdrachtgever op grond van artikel 7:405 lid 1 BW loon verschuldigd.
Uurloon overeengekomen?
Volgens opdrachtnemer heeft zij opdrachtgeefster aan het begin gezegd dat zij een uurloon van € 110 in rekening bracht, maar opdrachtgeefster heeft dit gemotiveerd bestreden. Voor het aannemen van dit uurloon is onvoldoende dat dit sinds november 2017 in tussentijdse overzichten was vermeld en opdrachtgeefster daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. Het had op de weg van opdrachtnemer gelegen om haar uurloon tijdig en voldoende duidelijk onder de aandacht van opdrachtgeefster te brengen, om stilzwijgende instemming daarmee van de kant van opdrachtgeefster aan te kunnen nemen. Er kan dus niet van worden uitgegaan dat opdrachtgeefster (aan het begin) heeft ingestemd met een uurloon van € 110, zodat de primaire vordering terecht is afgewezen. De vraag is dan (op de subsidiaire grondslag) of, en zo ja, welk redelijk loon is verschuldigd.
Redelijk loon
Mogelijk wilde opdrachtnemer, zoals zij aanvoert, opdrachtgeefster, als particulier en met een in haar ogen kwetsbare en aangeslagen positie (door druk van het geschil, burn-out en overige medische klachten), geen schriftelijk contract voorleggen, maar dit betekent niet dat zij helemaal kon afzien van iedere vorm van schriftelijke vastlegging van de afspraken. Het was eenvoudig en (ook in de situatie dat onmiddellijk actie nodig was) weinig tijdrovend geweest om opdrachtgeefster tevoren, bij voorbeeld per e-mail of WhatsApp, in enkele regels haar uurloon op te geven met een geschat aantal uren voor de werkzaamheden en daarbij aan te geven wat zou gelden als de werkgever dit niet zou vergoeden. Dit mocht ook worden verlangd van een zzp’er die nog maar net was begonnen; die is toch in verhouding tot de consument de deskundige en opdrachtnemer profileerde zich ook als zodanig. Tegen het eerst opgegeven aantal van 16 uren heeft opdrachtgeefster destijds geen bezwaar gemaakt. Haar verwachting dat deze uren toch aan de werkgever zouden worden gepresenteerd, kan daarbij mogelijk een rol hebben gespeeld. Maar zij begreep toch ook wel dat de diensten van opdrachtnemer geld kostten en zij had natuurlijk wel kunnen nagaan dat zij daarvoor zou opdraaien als de werkgever deze niet zou accepteren, wat uiteindelijk het geval bleek. Tegen deze achtergrond ziet het hof aanleiding om voor de redelijke beloning aansluiting te zoeken bij het aanvankelijk genoemde aantal uren en oordeelt het hof dat aantal van 16 uren als redelijk toewijsbaar. Als onweersproken staat vast dat een uurloon van € 98 plus btw redelijk was. Aan opdrachtnemer komt daarom toe: 16 uur x € 98 per uur = € 1.568 exclusief btw, hetgeen neerkomt op € 1.897,28 inclusief btw. Na de betaling door opdrachtgeefster van € 750 op 4 juni 2018 resteert dan een voor € 1.147,28 toewijsbare hoofdsom, vermeerderd met de onweersproken wettelijke rente.