Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 24 maart 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:7465
Geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van werknemer gericht op beƫindiging van de arbeidsovereenkomst. Gevolgen van het niet inschakelen van de bedrijfsarts bij ziekte van werknemer komen voor rekening en risico van werkgeefster. Toewijzing loonvordering.

Feiten

Werknemer is sinds 5 februari 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd fulltime in dienst bij werkgeefster in de functie van tweede automonteur tegen een brutomaandsalaris van € 2.179,92. De cao voor de Banden- en Wielenbranche is in de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. In deze cao staat onder meer dat werknemer in geval van ziekte een half jaar lang recht heeft op 100% van zijn loon. Werknemer heeft in ieder geval recht op ten minste 70% van zijn naar tijdsruimte vastgestelde loon en over de eerste 52 weken het voor hem geldende wettelijke minimumloon. Werknemer heeft zich begin december 2019 ziek gemeld. Werknemer is niet door een bedrijfsarts opgeroepen om zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen. Werkgeefster heeft de uitbetaling van het loon van werknemer met ingang van 1 januari 2020 gestaakt. Werknemer vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter werkgeefster veroordeelt tot betaling van 100% van zijn loon over de periode tot en met mei 2020 en vanaf 1 juni 2020 70% van zijn reguliere maandsalaris. Werkgeefster voert aan dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgeefster per 31 december 2019 geëindigd is. In december 2019 heeft de partner van werknemer immers telefonisch aan werkgeefster laten weten dat werknemer een andere baan heeft. Als werknemer nog wel in dienst is, betwist werkgeefster zijn arbeidsongeschiktheid.

Oordeel

Arbeidsovereenkomst?

Anders dan werkgeefster heeft betoogd oordeelt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgeefster is blijven bestaan. Niet is komen vast te staan dat werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Niet gebleken is immers dat werknemer duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat hij het dienstverband heeft beëindigd.

Loonvordering tijdens ziekte

Vast staat dat werknemer zich begin december 2019 ziek heeft gemeld en vanaf 1 januari 2020 geen loon heeft ontvangen. Onweersproken is ook dat werkgeefster vanaf de ziekmelding geen bedrijfsarts heeft ingeschakeld om het ziekteverzuim te beoordelen en te begeleiden. Dat werkgeefster de arbeidsongeschiktheid heeft betwist kan de kantonrechter dan ook niet volgen. Het oordeel of een werknemer arbeidsongeschikt is, en zo ja, vanaf wanneer, is aan de bedrijfsarts voorbehouden. Nu werkgeefster heeft nagelaten zich door een bedrijfsarts te laten voorlichten of werknemer zich terecht op het standpunt stelt dat hij wegens ziekte niet in staat is de overeengekomen arbeid te verrichten, komen de gevolgen hiervan voor rekening en risico van werkgeefster. De loonvordering zal dan ook vanaf 1 januari 2020 conform de cao tot aan de dag dat de arbeidsongeschiktheid voortduurt dan wel de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de wettelijke verhoging over de maanden januari en februari wordt gelet op de geringe grootte van werkgeefster gematigd tot 25%. De proceskosten komen voor rekening van werkgeefster, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.