Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 december 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:12338
Feiten
ITF is een internationale vakbondsfederatie, die in internationale context onder meer de belangen van bij haar aangesloten (lokale) vakbonden voor zeevarenden en havenwerkers (de ‘ITF-affiliates’) behartigt, zoals Nautilus en Ver.di. De FNV wordt aangeduid als FNV Havens, omdat deze zaak het werkterrein van haar onderdeel FNV Havens betreft. Marlow Nederland en Marlow Cyprus maken deel uit van een internationaal actief concern dat zich onder meer toelegt op scheepsmanagement met inbegrip van het ter beschikking stellen van scheepsbemanningen. Marlow Cyprus is enig aandeelhouder van Marlow Nederland. Door Marlow Nederland en Marlow Cyprus worden wereldwijd ruim duizend (container)schepen gemanaged, waarvan een substantieel aantal actief is in Noord- en West-Europese wateren. Deze schepen doen regelmatig de Rotterdamse haven aan. Sinds 1 januari 2020 is het op containerschepen die worden gereed dan wel bemand door partijen die zijn aangesloten bij de International Maritime Employers’ Council (een internationale werkgeversorganisatie die opkomt voor de belangen van individuele reders (eigenaren), scheepsmanagers en werkgevers die voornamelijk bulk-, container- en tankschepen exploiteren respectievelijk doen bemannen: hierna: IMEC) in beginsel niet langer toegestaan sjorwerkzaamheden te doen verrichten door de bemanning. Dit is een gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2020 van de nieuwe Non-Seafarers Work Clause, die krachtens door IMEC gemaakte afspraken deel uitmaakt van de op de arbeidsovereenkomsten van de bemanning toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Ook Marlow Cyprus is lid van IMEC. Sjorwerkzaamheden op Marlow-schepen worden echter niet door havenwerkers maar door zeevarenden verricht. ITF, Nautilus en FNV Havens vorderen dat de rechtbank onder meer Marlow Nederland gebiedt de hiervoor bedoelde sjorwerkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers. ITF, Ver.di en FNV Havens vorderen dat de rechtbank Marlow Cyprus gebiedt de hiervoor bedoelde sjorwerkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers. Marlow Cyprus vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de door FNV c.s. tegen Marlow Cyprus ingestelde vorderingen.
Oordeel
Nu Marlow Cyprus buiten Nederland haar woonplaats heeft, dient de rechtbank ambtshalve te beoordelen of zij internationaal bevoegd is om van de door FNV c.s. tegen Marlow Cyprus ingestelde vorderingen kennis te nemen. Het daarvoor geldende beoordelingskader wordt gegeven door de Brussel I bis-Vo. Toepassing van de Brussel I bis-Vo leidt ertoe dat de rechtbank de vraag naar rechtsmacht en bevoegdheid dient te beantwoorden voor iedere aan haar voorgelegde (hoofd)vordering, daarbij onderscheid makend per eiseres, per gedaagde en per grondslag. ITF en Ver.di hebben ieder een vordering op contractuele grondslag ingesteld tegen Marlow Cyprus. Nautilus heeft geen hoofdvordering ingesteld tegen Marlow Cyprus maar slechts nevenvorderingen. FNV Havens heeft een vordering uit onrechtmatige daad ingesteld tegen Marlow Cyprus. Aangezien Marlow Cyprus geen woonplaats heeft in Nederland komt aan de Nederlandse rechter jegens haar geen rechtsmacht toe op grond van artikel 4 lid 1 Brussel Ibis.
Ten aanzien van de vordering van ITF en Ver.di
De vordering van ITF strekt ertoe dat Marlow Cyprus wordt geboden de Non-Seafarers Work Clause te (doen) naleven aan boord van de door Marlow Cyprus van bemanning voorziene schepen in alle havens in Noord- en West-Europa, met inbegrip van de havens aan de Oostzee/Baltische zee, en in de havens van Canada. Gelet op de aard van de vordering – die in de kern strekt tot het niet door bemanningsleden laten uitvoeren van sjorwerkzaamheden – en het grote geografische bereik van het gevraagde gebod, ziet de rechtbank onvoldoende ruimte om zichzelf bevoegd te achten als het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd zoals voorzien in artikel 7 aanhef en onder 1 Brussel I bis-Vo. FNV c.s. wijzen erop dat Marlow Nederland woonplaats heeft in Rotterdam en stellen dat de vorderingen tegen Marlow Cyprus zo nauw samenhangen met die tegen Marlow Nederland dat aan de voorwaarde van artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel I bis-Vo is voldaan. Voor de toepassing van dit artikel is alleen van belang of voldoende nauwe verbondenheid bestaat tussen de (contractuele) vordering van ITF tegen Marlow Cyprus enerzijds en de (contractuele) vordering van ITF tegen Marlow Nederland anderzijds. FNV c.s. stellen dat daaraan in dit geval is voldaan, omdat de vorderingen feitelijk en juridisch dezelfde situatie betreffen. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om FNV c.s. in haar standpunt te volgen. De vordering van ITF tegen Marlow Cyprus is gegrond op weliswaar verregaand gelijkluidende, maar toch niet dezelfde overeenkomsten als die waarop de vordering van ITF tegen Marlow Nederland is gebaseerd. De vordering tegen Marlow Cyprus ziet expliciet op de door Marlow Cyprus van bemanning voorziene schepen, de vordering tegen Marlow Nederland ziet expliciet op de door Marlow Nederland van bemanning voorziene schepen. Reeds uit deze twee omstandigheden volgt dat het feitelijk noch juridisch eenzelfde situatie betreft. De conclusie is dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vordering van ITF op Marlow Cyprus. Op gelijke gronden als hierboven ten aanzien van ITF is overwogen, met dien verstande dat waar ITF is vermeld Ver.di dient te worden gelezen, komt aan de rechtbank eveneens geen bevoegdheid toe om van de vordering van Ver.di tegen Marlow Cyprus kennis te nemen.
Ten aanzien van de vordering van Nautilus
Nautilus heeft nevenvorderingen tot vergoeding van kosten ingesteld tegen Marlow Cyprus. Een hoofdvordering tegen Marlow Cyprus is door Nautilus niet gesteld. Naar de rechtbank begrijpt, bestaat geen overeenkomst tussen Nautilus en Marlow Cyprus. Nu geen grondslag is gesteld of gebleken waarop de rechtbank bevoegdheid kan aannemen om over de nevenvorderingen van Nautilus te oordelen, zal de rechtbank zich te dien aanzien onbevoegd verklaren.
Ten aanzien van de vordering van FNV Havens
De vordering van FNV Havens is gegrond op de stelling dat Marlow Cyprus onrechtmatig handelt. FNV Havens vordert dat Marlow Cyprus de Non-Seafarers Work Clause strikt naleeft, met dien verstande dat haar vorderingen beperkt zijn tot de havens in Nederland, in het bijzonder de haven van Rotterdam. FNV c.s. stellen dat aan deze rechtbank internationale bevoegdheid toekomt op grond van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo, nu de Non-Seafarers Work Clause wordt geschonden bij het laden en lossen van containers door Marlow Cyprus in de haven van Rotterdam. Marlow Cyprus heeft deze bevoegdheidsgrondslag niet, althans niet uitdrukkelijk, bestreden. Artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat (in dit geval Marlow Cyprus), in een andere lidstaat (in dit geval Nederland) ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad kan worden opgeroepen voor het gerecht waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Nu aan de vordering van FNV Havens ten grondslag is gelegd dat de Non-Seafarers Work Clause is geschonden te Rotterdam en strekt tot herhaling van dergelijke schendingen in Nederlandse havens en die van Rotterdam in het bijzonder, is deze rechtbank inderdaad aan te merken als het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen in de zin van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo. Daaruit volgt dat de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van FNV Havens tegen Marlow Cyprus. De vordering tot onbevoegdverklaring zal in zoverre worden afgewezen.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd van de vorderingen van ITF, Nautilus en Ver.di tegen Marlow Cyprus in de hoofdzaak kennis te nemen en verwijst de zaak naar de rol van 3 februari 2021 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Marlow Cyprus jegens FNV Havens. Door de onbevoegdverklaring zal de hoofdzaak tussen ITF, Nautilus en Ver.di tegen Marlow Cyprus ten einde komen. Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden.