Naar boven ↑

Rechtspraak

Gemeente Maassluis/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 augustus 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:12585
Werknemer heeft herhaaldelijk het huishoudelijk reglement dat binnen de gemeente Maassluis geldt overtreden door het zich toe-eigenen van als afval aangeboden zaken en het verkopen van tijdens het werk gevonden softdrugs aan een collega. Ontbinding arbeidsovereenkomst (art. 7:686 BW).

Feiten

Werknemer is op 1 februari 2001 bij de gemeente in dienst getreden. Hij is aangesteld als ambtenaar niveau 1 en vervulde de functie van medewerker Stadbedrijf. Dit omvat straatreiniging, het legen van afvalbakken en handmatig strooien van strooizout. Per 24 december 2019 is aan hem een disciplinaire maatregel opgelegd. Tegen dat besluit heeft hij bezwaar aangetekend. Voor het geval het strafontslag geen standhoudt, verzoekt de gemeente ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat werknemer herhaaldelijk binnen de gemeente geldende regels heeft geschonden het zich toe-eigenen van zaken die als afval werden aangeboden, het zich toe-eigenen van verdovende middelen die hij tijdens het werk vond en deze middelen aan collega’s te geven c.q. verkopen. Over deze gebeurtenissen heeft werknemer vervolgens tegenstrijdig verklaard.

Oordeel

Werknemer erkent de verkoop van tijdens het werk gevonden softdrugs aan een collega en het meenemen van voorwerpen die door inwoners van de gemeente aan de straatkant zijn gezet om opgehaald te worden als grofvuil. De vraag is of dit aanleiding geeft tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat dit, gelet op het strikte beleid dat de gemeente hanteert ten aanzien van de integriteitseisen van haar medewerkers, het geval is. Voor de afdeling waar werknemer was aangesteld gold zelfs een nog strikter beleid, dat is neergelegd in een huishoudelijk reglement. In dat reglement is bepaald dat het zich schuldig maken aan het zich toe-eigenen door werknemersvan als afval aangeboden zaken wordt gezien als interne diefstal en dat dit, wanneer het wordt vastgesteld, leidt tot ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelt dat de gedragingen van werknemer onder dit beleid vallen. Daar komt bij dat het verkopen van tijdens het werk gevonden softdrugs aan een collega raakt aan alle vormen van integriteit die van een medewerker van een lokale overheidsinstantie mag worden verlangd. Bovendien heeft werknemer hier vervolgens ook over gelogen. De slotsom is aldus dat werknemer zich zodanig heeft misdragen dat – voor het geval de arbeidsovereenkomst niet reeds zou zijn geëindigd door het strafontslag – ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW gerechtvaardigd is. Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, heeft werknemer geen aanspraak op een transitievergoeding.