Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 22 juli 2019 in dienst getreden bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst fase A met uitzendbeding. Op de uitzendovereenkomst is de cao voor Uitzendkrachten van de ABU van toepassing. Werknemer heeft zich op 9 juli 2020 ziek gemeld. Bij e-mail van 15 juli 2020 heeft werkgever bericht aan werknemer dat de eindopdrachtgever de opdracht heeft beëindigd. Op 17 juli heeft werkgever onder meer aan werknemer bericht dat de arbeidsovereenkomst door ziekte wordt beëindigd ingevolge het uitzendbeding in de arbeidsovereenkomst. Werknemer verzoekt vernietiging van de opzegging.
Oordeel
Vast staat dat partijen een uitzendovereenkomst zijn aangegaan. Werknemer stelt dat die overeenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd. Hij onderbouwt deze stelling met een arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 maart 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:460). Van belang is dat artikel 7:691 lid 2 BW bepaalt dat een uitzendwerkgever en een uitzendkracht mogen afspreken dat de uitzendovereenkomst van rechtswege eindigt, wanneer de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht op verzoek van de inlener eindigt. Een dergelijke afspraak wordt aangeduid als het uitzendbeding. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een inlener om welke reden dan ook de inlening mag eindigen, dus ook vanwege ziekte. De uitzendovereenkomst is weliswaar een arbeidsovereenkomst, maar bij wet kan worden bepaald dat de bepalingen van het arbeidsovereenkomstenrecht niet, of op andere wijze, op de uitzendovereenkomst van toepassing zijn. Van die situatie is sprake bij artikel 7:691 BW. In deze zaak zijn partijen een uitzendbeding overeengekomen. Werkgever heeft terecht als verweer aangevoerd dat werknemer miskent dat de zaak bij het gerechtshof Den Haag handelde over een bepaling in de NBBU-cao, terwijl het in deze zaak gaat om het tussen partijen overeengekomen uitzendbeding. Het beroep op dit arrest kan werknemer daarom niet baten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is voldaan aan de voorwaarde van het uitzendbeding. De inlener heeft de opdracht immers beëindigd. De uitzendovereenkomst tussen werknemer en werkgever is dientengevolge van rechtswege geëindigd. Dat sprake was van arbeidsongeschiktheid staat aan dit einde van de uitzendovereenkomst niet in de weg. Het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst wordt daarom afgewezen.