Naar boven ↑

Rechtspraak

Pieter van Foreest/werkneemster
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 17 september 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:14199
Werkneemster terecht op staande voet ontslagen na diefstal onder werktijd in verzorgingshuis. Het belang dat zij met kwetsbare bewoners werkt, weegt zwaarder dan persoonlijke omstandigheden en voldoende beoordelingen in het personeelsdossier.

Feiten

Werkneemster is in augustus 2017 in dienst getreden bij Stichting Pieter van Foreest (hierna: PF) op grond van een leer-werkovereenkomst in de functie van verzorgende. In juli 2019 is een gewone arbeidsovereenkomst met haar gesloten voor de functie van verzorgende. In artikel 14 van de arbeidsovereenkomst verklaart werknemer kennis te hebben genomen van en in te stemmen met onder andere alle geldende huisregels, gedragscodes en regels over het aannemen van giften en geschenken zoals de regels die op de webpagina van PF zijn gepubliceerd. Als richtlijn bij geschenken geldt dat het individueel aannemen van geld verboden is en dat giften alleen mogen worden aangenomen indien dit ten goede komt aan de betreffende afdeling. Verder is vermeld dat de medewerker het aan de leidinggevende meldt wanneer hij/zij een gift of geschenk ten behoeve van de afdeling ontvangt. In februari 2019 is met werkneemster gesproken na signalen van bewoners over vermissing van eigendommen. Werkneemster heeft verklaard zich hier niet in te herkennen. In september 2019 – werkneemster werkt inmiddels op een andere locatie – hebben bewoners opnieuw melding gemaakt van vermiste eigendommen. Hierop heeft de politie een gewaarmerkt bankbiljet bij een bewoonster geplaatst, dat later is aangetroffen in de portemonnee van werkneemster. Tijdens een huiszoeking is vervolgens een portemonnee met diverse passen van een bewoner aangetroffen. Werkneemster is door PF op staande voet ontslagen. Zij verzoekt de kantonrechter een billijke vergoeding aan haar toe te kennen. Zij voert daartoe aan dat haar niet duidelijk is wat de reden is van het ontslag op staande voet, dat PF zelf het onderzoek had moeten doen in plaats van de politie en dat PF haar persoonlijke omstandigheden niet kenbaar bij haar afweging heeft betrokken.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft PF terecht besloten tot het ontslag op staande voet. De gronden voor dit ontslag staan volgens de kantonrechter duidelijk in de ontslagbrief genoemd. De eerste grond betreft het (gewaarmerkte) bankbiljet van een bewoonster, dat is gevonden in de tas van werkneemster. Als al juist zou zijn dat de bewoonster dit biljet aan werkneemster had gegeven om iets leuks met de kinderen te gaan doen, zoals werkneemster betoogt, dan nog geldt dat zij dit niet had mogen aannemen. De tweede grond betreft de bij werkneemster thuis aangetroffen passen van een andere bewoner. Als er bijvoorbeeld passen van een bewoner buiten worden gevonden, hoort een verzorgende deze per direct terug te sturen of in te leveren en niet maanden thuis te houden. Hierbij speelt bovendien mee dat werkneemster in februari 2019 al is aangesproken op vermissingen van eigendommen van bewoners. Dit had voor haar reden moeten zijn om extra zorgvuldig met de eigendommen van bewoners om te gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is het zorgvuldig van PF dat medewerking van de politie is gevraagd. Werkneemster stelt nog dat zij de regels omtrent het aannemen van geschenken niet kende, maar zij heeft hier in haar arbeidsovereenkomst zelf voor getekend, dus de onbekendheid hiermee komt voor haar eigen risico. De persoonlijke omstandigheden van werkneemster en haar voldoende beoordelingen in haar personeelsdossier maken niet dat het ontslag een te vergaande maatregel is, omdat zwaarder weegt dat zij bij PF werkt met kwetsbare personen, in verband waarmee PF terecht zorgdraagt voor de betrouwbaarheid van haar medewerkers. Het ontslag op staande voet is dus terecht gegeven en de verzoeken van werkneemster worden door de kantonrechter afgewezen.