Naar boven ↑

Rechtspraak

POSG B.V. c.s./Stichting Pensioenfonds ABP
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 20 november 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:10518
Pensioenfonds brengt met terugwerkende kracht voor circa € 2.100.000 aan pensioenpremie bij werkgever in rekening ten aanzien van ex-werknemers met een WW-uitkering. Beroep werkgever op algemene beginselen van behoorlijk bestuur en redelijkheid en billijkheid slaagt niet.

Feiten

POSG B.V. en POSG Professionals B.V. (hierna samen: POSG) zijn vrijwillig aangesloten bij bedrijfstakpensioenfonds APB. ABP heeft begin 2017 ruim € 500.000 aan pensioenpremies aan POSG in rekening gebracht voor ex-werknemers van POSG met een WW-uitkering voor de periode 1 juli 2015 tot en met maart 2017. POSG heeft bij ABP bezwaar gemaakt tegen alle verzonden facturen. Deze bezwaren zijn door ABP verworpen en aan POSG is verzocht alsnog binnen zes weken over te gaan tot betaling van de facturen. Vervolgens heeft POSG beroep aangetekend bij de Commissie van Beroep van ABP. De commissie heeft het beroep ongegrond verklaard. In juli 2018 heeft ABP POSG en POSG Professionals medegedeeld dat zij over de periode 1 juli 2013 tot 1 juli 2015 een premie verschuldigd zijn van respectievelijk € 61.418,12 en € 845.264,62. POSG heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij ABP, maar op enig moment daarna en in ieder geval nadat ABP betaling daarvan in reconventie heeft gevorderd in dit geding, heeft POSG alle openstaande facturen en de door ABP in rekening gebrachte rente betaald. POSG vordert thans onder meer een verklaring voor recht dat de facturen van ABP niet of slechts gedeeltelijk door POSG verschuldigd zijn. POSG stelt zich onder meer op het standpunt dat de premieheffing in strijd is met één of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur en/of met de redelijkheid en billijkheid. Daarnaast vordert POSG ABP te veroordelen tot terugbetaling van de premiebedragen en de wettelijke rente die POSG in een eerder stadium heeft voldaan.

Oordeel

Verschuldigdheid premies

Tegen de vaststelling van de hoogte van de premies (in totaal circa € 2.100.000) heeft POSG geen bezwaren aangevoerd. Het staat dus vast dat POSG op grond van de met ABP gesloten overeenkomsten (en de van toepassing zijnde regels) deze premies aan ABP verschuldigd is.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur en redelijkheid en billijkheid

POSG stelt zich op het standpunt dat de premies toch niet (geheel) verschuldigd zijn, gelet op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dan wel de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter is allereerst van oordeel dat POSG niet met succes een beroep kan doen op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. ABP is geen bestuursorgaan in de zin van de Awb. Het betreft een zuiver privaatrechtelijke kwestie, namelijk of POSG haar verbintenis uit de met ABP gesloten overeenkomst dient na te komen. Het beroep van POSG op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt evenmin. Het uitvoeringsreglement van ABP bepaalt dat de verschuldigde premie wordt vastgesteld aan de hand van gegevens die door of namens de werkgever worden verstrekt. Op grond van de met ABP gesloten overeenkomst behoorde POSG te weten dat zij voor ex-werknemers met een WW-uitkering pensioenpremie verschuldigd is. POSG had ABP dan ook moeten informeren welke ex-werknemers een WW-uitkering ontvingen. Het betoog van POSG dat zij niet weet welke werknemers wel of geen WW-uitkering ontvingen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, kan haar niet baten. Door het sluiten van de overeenkomst met ABP heeft POSG zich immers wel verplicht ABP hierover te informeren. Het argument van POSG dat ABP die gegevens (gemakkelijk) zelf had kunnen achterhalen bij het UWV, verwerpt de kantonrechter. Die verplichting had ABP op grond van de gesloten overeenkomst niet. Al met al wijst de kantonrechter de vordering van POSG af.