Naar boven ↑

Rechtspraak

de soevereine staat de Verenigde Staten van Amerika/werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 23 februari 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:245
Ontslag op staande voet van werkneemster van het Amerikaans consulaat. Beroep van de VS op immuniteit van jurisdictie wegens veiligheidsbelangen is gegrond. De Nederlandse rechter is onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van werkneemster.

Feiten

Werkneemster is op 4 april 2005 op basis van een arbeidsovereenkomst met de soevereine staat de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS) in dienst getreden op het Consulaat-Generaal van de VS in Amsterdam. Zij was werkzaam op de Visa-Afdeling op het Consulaat-Generaal. De arbeidsovereenkomst bevat een bepaling over “Termination of employment before the expiration date of the agreement for security reasons”. Bij brief van 18 januari 2019 is werkneemster , hangende een onderzoek van de ‘Consular Section Chief and Regional Security Officer’ (hierna: RSO), op non-actief gesteld zonder doorbetaling van loon. De aanleiding voor de op non-actiefstelling was – kort samengevat – dat werkneemster een forse belastingschuld heeft omdat zij gedurende tien jaar heeft nagelaten in Nederland belasting te betalen en in 2014 aan de VS heeft medegedeeld dat zij hierover met een belastingadviseur in overleg was om de situatie op te lossen. Op 24 januari 2019 is werkneemster op staande voet ontslagen op grond van ‘security reasons’. De kantonrechter heeft het gegeven ontslag op staande voet vernietigd en het beroep van de VS op immuniteit van jurisdictie afgewezen. In hoger beroep heeft de VS het hof verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen. Primair verzoekt de VS dat het hof bepaalt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is van het verzoek van werkneemster kennis te nemen, althans dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek voor zover dat is gebaseerd op of betrekking heeft op wedertewerkstelling en herstel van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Het aan staten toekomende recht op immuniteit van jurisdictie maakt onderdeel uit van het internationaal gewoonterecht. Dit recht op immuniteit van jurisdictie van staten is ook neergelegd in de op dit geschil niet van toepassing zijnde Europese Overeenkomst inzake de immuniteit van Staten (Trb. 1973, 43) en het nog niet in werking getreden Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272; hierna: VN-Verdrag). Niet alle bepalingen van het VN-Verdrag kunnen echter als internationaal gewoonterecht worden aangemerkt (ECLI:NL:HR:2017:3054). In artikel 11 VN-Verdrag is een regeling opgenomen voor immuniteit van jurisdictie ter zake van arbeidsovereenkomsten. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (hierna: CAVV) heeft in haar Advies van 19 mei 2006 de Minister van Buitenlandse Zaken positief geadviseerd ten aanzien van de ondertekening van het VN-Verdrag. De CAVV is van oordeel dat in de Nederlandse rechtspraktijk de mogelijkheid zou moeten blijven bestaan om een verklaring die op grond van veiligheidsbelangen immuniteit met zich brengt, marginaal te toetsen en dat bovendien, zoals de rechtbank Den Haag reeds heeft gedaan, met het oog op compensatie de proportionaliteit tussen doel en middel moet kunnen worden getoetst. Het hof stelt vast dat de VS in de arbeidsovereenkomst met werkneemster een beding heeft opgenomen dat – kort gezegd – inhoudt dat de VS de overeenkomst direct kan beëindigen wanneer de ‘employment clearance’ komt te ontbreken of wanneer sprake is van ‘security reasons’. Op 23 januari 2019 is werkneemster ’s ‘security clearance’ ingetrokken. De RSO heeft vastgesteld dat “it is in the best interest of the U.S. Government that Ms. werkneemster not have access to the U.S. Consulate and has terminated her access to Department email and servers for security reasons”. De VS heeft onderbouwd waarom zij van mening is dat – mede gelet op de aard van haar functie – de instandhouding van de arbeidsovereenkomst van werkneemster een ‘security risk’ zou meebrengen. De VS wijst erop dat werkneemster als ‘supervisor’ op de Visa-afdeling van het consulaat werkte en dat werknemers op een dergelijke afdeling nauw verbonden zijn aan de uitvoering van ‘governmental authorities’. Zij had een leidinggevende functie. Werkneemster is volgens de VS een sleutelfiguur op de Visa-afdeling, met toegang tot alle relevante en complexe visadossiers, alsmede tot de zeer gewilde blanco visa. Zij heeft een gigantische schuld van € 175.000 aan de Belastingdienst, waarover zij tegen de VS heeft gelogen. Deze omstandigheden stellen haar bloot aan het risico van corruptie of chantage. Voor zover moet worden aangenomen dat het hof het beroep op veiligheidsbelangen (marginaal) mag toetsen op proportionaliteit tussen doel en middel, acht het hof het gegeven ontslag met onmiddellijke ingang onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet disproportioneel.