Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 december 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:13092
Einde tijdelijke arbeidsovereenkomst door niet verlengen werkgever. Geen sprake van opzegging arbeidsovereenkomst door werknemer en evenmin sprake van ernstig verwijtbaar handelen. Transitievergoeding toegewezen.

Feiten

Werknemer is per 1 april 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (zes maanden) in dienst getreden bij werkgeefster, in de functie van kok. Per brief van 12 mei 2020 heeft werkgeefster aan werknemer meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2020 niet wordt verlengd. De arbeidsovereenkomst is derhalve per 30 juni 2020 geëindigd. In deze procedure verzoekt werknemer betaling van de transitievergoeding van € 2.109,17 bruto.

Oordeel

Werkgeefster heeft bij brief van 12 mei 2020 aan werknemer medegedeeld dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst per 30 juni 2020 zal eindigen. Als gevolg hiervan is werkgeefster op grond van artikel 7:673 BW in beginsel een transitievergoeding aan werknemer verschuldigd. Het primaire verweer van werkgeefster dat werknemer na de aanzegging door werkgeefster zelf de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, wordt verworpen. De enkele omstandigheid dat werknemer, tijdens zijn dienstverband met werkgeefster, na de aanzeggingsbrief van 12 mei 2020 van werkgeefster, al enkele dagen elders (al dan niet betaald) werk heeft verricht, kan niet worden opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst door hem. Het subsidiaire verweer dat werknemer geen aanspraak heeft op de transitievergoeding omdat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld wordt eveneens verworpen. Werkgeefster heeft die stelling onvoldoende onderbouwd. De aanzeggingsbrief van 12 mei 2020 vermeldt immers geen reden voor het besluit om de arbeidsovereenkomst met werknemer niet te verlengen en werkgeefster heeft evenmin overige feiten en omstandigheden aangevoerd. De omstandigheid dat werknemer in juni 2020 enkele dagen – al dan niet betaald – elders heeft gewerkt, leidt evenmin tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd vanwege ernstig verwijtbaar handelen door werknemer. Deze omstandigheden hebben plaatsgevonden ruim na de aanzegging dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen en zijn dus alleen al daarom niet de reden geweest om de arbeidsovereenkomst te laten eindigen. Los daarvan kwalificeren de gedragingen niet als ernstig verwijtbaar. Daarom heeft werknemer recht op de transitievergoeding. Werkgeefster heeft het door werknemer gevorderde bedrag aan transitievergoeding niet betwist. Dit bedrag wordt toegewezen.