Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 februari 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:2186
Feiten
Werkneemster is op basis van een arbeidsovereenkomst met een looptijd van 4 mei 2020 tot en met 3 november 2020 in dienst geweest bij werkgever. Van 7 september 2020 tot en met 3 november 2020 is werkneemster door ziekte niet in staat geweest om te werken. Werkneemster heeft het loon over de maand mei 2020 ontvangen op 8 juli 2020. Het loon over juni is deels betaald op 11 augustus en het restant op 12 augustus 2020. Het loon over juli is deels betaald op 8 september en het restant op 9 september 2020. Het loon over augustus 2020 is op 16 oktober 2020 betaald. Voor het loon over september en oktober 2020 heeft werkneemster op 13 november 2020 een deelbetaling ontvangen. Op 9 december 2020 heeft werkneemster (conservatoir) derdenbeslag laten leggen onder de rekeningen van werkgever. Het gelegde beslag trof geen doel. Op 20 januari 2021 heeft werknemer opnieuw (conservatoir) derdenbeslag laten leggen. Op 21 januari 2021 heeft overbetekening van het beslag plaatsgevonden. Werkneemster vordert in kort geding werkgever te veroordelen tot betaling van onder meer achterstallig loon, achterstallig vakantiegeld en niet genoten vakantie-uren en transitievergoeding.
Oordeel
Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en de termijnen en formaliteiten met betrekking tot het gelegde beslag zijn in acht genomen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden toegewezen.