Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 23 maart 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:513
Feiten
Werknemer is sinds 1977 in dienst bij De Bakkers B.V. (hierna: De Bakkers). De arbeidsovereenkomst is nooit schriftelijk vastgelegd. De arbeidsverhouding viel onder de werkingssfeer van de Cao Bakkersbedrijf. De overeengekomen arbeidsduur was 152 uur (volgens de loonstroken), maar werknemer werkte structureel meer, namelijk gemiddeld 172 uur per vier weken op onregelmatige tijden. Daardoor had hij aanspraak op toeslagen. Om praktische redenen is De Bakkers met werknemer een all-in loon overeengekomen, waardoor het loon hoger was dan het (als minimum) in de cao voorgeschreven loon. In 2012 introduceerde de cao een nieuw functiewaarderingssysteem ‘Orba’. De Bakkers heeft Orba met ingang van periode 10/2013 doorgevoerd. Bovenop het cao-loon ontving werknemer een toeslag, waarmee het totale loon uitkwam op het loon dat werknemer voorheen ook verdiende. De Bakkers heeft kenbaar gemaakt dat als er plusuren worden gemaakt, deze worden gecompenseerd met uren in rustige tijden. De Bakkers is het salaris van werknemer in 2015 gaan uitsplitsen, in die zin dat zij vanaf dat moment afzonderlijke toeslagen voor onregelmatige tijden en het werken op zondag is gaan betalen en een tijd-voor-tijdregeling is gaan toepassen, waardoor meeruren alleen nog maar in verlof werden uitgekeerd. Werknemer was het niet eens met de nieuwe systematiek, omdat het volgens hem in strijd was met de cao en ertoe leidde dat hij te weinig salaris kreeg. Werknemer heeft onder meer achterstallig loon gevorderd. In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat de loonvordering voor toewijzing in aanmerking komt, kort samengevat, omdat sprake is van een ongeoorloofde afwijking van de cao doordat werknemer er door de invoering van ORBA NTS in salaris op achteruit is gegaan. De hoogte van het aan werknemer toekomende loon kon echter niet worden berekend, omdat het rapport dat werknemer ter onderbouwing van zijn loonvordering in het geding heeft gebracht, geen rekening houdt met de overweging over de uitbetaling van de overuren tot 172 uur per vier weken. Werknemer heeft berekend dat hij, uitgaande van de overwegingen in het tussenarrest, aan loon in totaal € 13.301,75 van De Bakkers te vorderen heeft. Volgens De Bakkers moet de herberekening van werknemer gecorrigeerd worden, onder meer omdat de tijd-voor-tijduren dienen te worden verrekend.
Oordeel
In het tussenarrest is overwogen dat De Bakkers in relatie tot werknemer geen beroep kan doen op de tijd-voor-tijdregeling, omdat die regeling niet na overleg met de werknemer is ingevoerd en De Bakkers de regeling niet juist heeft uitgevoerd. De Bakkers gaat er in haar berekening in wezen van uit dat als werknemer in een periode minder dan 172 uur heeft gewerkt, dat moet worden gezien als het opnemen van verlof. Dat is echter niet juist. Op grond van dat wat in het tussenarrest is beslist, is De Bakkers gehouden het cao-salaris plus toeslag te betalen, ongeacht de omstandigheid dat werknemer mogelijk in (een) bepaalde periode(s) minder dan het overeengekomen aantal uren (172) heeft gewerkt. Dat laatste is een risico dat voor rekening van De Bakkers komt, en dat vormt geen reden om van die (bindende eind)beslissing terug te komen. De Bakkers komt niet op tegen de wijze waarop werknemer tot de herberekening van de loonvordering is gekomen. De juistheid van de salarisstroken waarop werknemer de herberekening baseert, de door werknemer gebruikte urenstaten en de (ingangsperiode van de) periodieke verhogingen op grond van de cao worden als zodanig niet betwist. Er is dan ook in zoverre geen aanleiding om aan de herberekening van werknemer te twijfelen. Het hof zal de loondoorbetalingsvordering toewijzen overeenkomstig de in de akte van werknemer genoemde bedragen. Ook de overige vorderingen van werknemer worden toegewezen.