Feiten

In februari is deze zaak naar de rol verwezen om werknemer in de gelegenheid te stellen om zijn stelling dat hij zich op 21 oktober 2019 met inachtneming van het bij Energiewacht West B.V. (hierna: Energiewacht) geldende ziekteprotocol ziek heeft gemeld, te bewijzen. Als getuige heeft werknemer verklaard dat hij zich als gevolg van zijn klachten op 21 oktober 2019 niet met inachtneming van het bij Energiewacht geldende ziekteprotocol ziek heeft kunnen melden. Hij heeft die dag tot na de middag, tot circa 13.30 uur, in bed gelegen en zich daarna telefonisch ziek gemeld. Werknemer heeft zich sinds 29 oktober 2019 regelmatig tot zijn huisarts gewend. Zijn huisarts heeft hem in verband met zijn klachten injecties gegeven in zijn schouder(s) en hem naar de fysiotherapeut verwezen, waar hij in de periode vanaf 23 oktober 2019 tot 21 november 2019 in behandeling is geweest. Op 20 december 2019 is hij in verband met zijn schouderklachten gezien door een orthopedisch chirurg. Werknemer heeft een andere getuige doen horen, die heeft verklaard dat werknemer zich niet goed voelde. Energiewacht heeft bij akte aangevoerd dat werknemer op 18 oktober 2019 de instructies van zijn leidinggevende niet heeft willen opvolgen en boos naar huis is gegaan, alsmede dat hij die avond de groep van het Onderhoudsteam op WhatsApp heeft verlaten en op 21 oktober 2019 zonder reden niet meer is komen opdagen. In contra-enquête heeft Energiewacht diverse getuigen doen horen.

Oordeel

Op grond van hetgeen partijen na de op 25 februari 2020 gegeven beschikking hebben aangevoerd, de door partijen in het geding gebrachte stukken en de afgelegde getuigenverklaringen staat vast dat werknemer zich op 21 oktober 2019 niet met inachtneming van het bij Energiewacht geldende ziekteprotocol ziek heeft gemeld. Werknemer voert aan dat hij dat niet heeft kunnen doen, omdat hij daartoe als gevolg van ziekte niet in staat was. Dat zijn klachten het gevolg zijn van een ziekte of stoornis, is echter niet onderbouwd met één of meer verklaringen van deskundigen. Dit kan om die reden niet als vaststaand worden aangenomen. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat is gebleken dat werknemer in de middag van 21 oktober 2019 wel in staat is gebleken om met Energiewacht te telefoneren. Tegen de achtergrond daarvan valt zonder een nadere toelichting niet in te zien dat hij op 21 oktober 2019, voor aanvang werktijd, niet met Energiewacht heeft kunnen telefoneren om zich op de voorgeschreven wijze ziek te melden. Uit de medische informatie die werknemer bij akte in het geding heeft gebracht, blijkt dat werknemer voor het eerst op 29 oktober 2019 met schouderklachten is gezien door zijn huisarts. Op grond van deze informatie kan echter enerzijds niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat werknemer ook op 21 oktober 2019 had te kampen met schouderklachten, terwijl hij, voor zover hij die klachten ook toentertijd al wel had ontwikkeld, niet met een verklaring van een deskundige heeft onderbouwd dat hij op 21 oktober 2019 niet in staat was om zich als gevolg van die klachten op de voorgeschreven wijze ziek te melden. Het voorgaande brengt met zich dat het aan werknemer is om voldoende aannemelijk te maken dat hij op 21 februari 2019 ziek was en dat is gebleven tot op het moment dat Energiewacht hem op 23 oktober 2019 op staande voet heeft ontslagen. Dit bewijs heeft werknemer niet geleverd, doordat hij geen verklaringen van deskundigen in het geding heeft gebracht waaruit met voldoende zekerheid kan worden afgeleid dat hij in de periode 21 tot en met 23 oktober 2019 had te kampen met de door hem gestelde klachten en daardoor niet heeft kunnen werken. Te oordelen is daarom dat Energiewacht werknemer op 23 oktober 2019 terecht op staande voet heeft ontslagen. Dit betekent dat de verzoeken van werknemer worden afgewezen.