Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 4 maart 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:3238
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2008 in dienst getreden bij Aquarel Glazenwas- en Schoonmaakbedrijf B.V. (hierna: Aquarel) in de functie van schoonmaker. Aquarel heeft brieven aan werknemer van 26 oktober 2015, 8 september 2016, 15 december 2016, 31 juli 2017 en 26 november 2018 overgelegd, waarin officiële waarschuwingen zijn gegeven voor diverse gedragingen van werknemer. In mei 2020 heeft werknemer zich bij Aquarel ziekgemeld met knieklachten. Bij brief van 14 juli 2020 is werknemer (voorwaardelijk) op staande voet ontslagen, omdat hij onder invloed van alcohol in bedrijfskleding op het werk bij een van zijn opdrachtgevers was verschenen. In diezelfde brief is werknemer het aanbod gedaan om de arbeidsovereenkomst met een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. Werknemer is na 14 juli 2020 bij Aquarel aan het (re-integratie)werk gebleven. In een gesprek op 27 juli 2020 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin is vastgelegd dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2020 eindigt. Op 14 augustus 2020 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer geschikt blijft voor (aangepast) werk, waarbij is geadviseerd dat werknemer niet te veel moet tillen of trap moet lopen. Bij brief van 16 september 2020 heeft Aquarel werknemer op staande voet ontslagen, met als directe aanleiding het voorval dat zich op 16 september 2020 heeft voorgedaan, te weten dat werknemer tijdens ziekte niet op werk is verschenen maar wel schoonmaakwerkzaamheden bij derden heeft verricht. Werknemer verzoekt de opzegging van 16 september 2020 en de vaststellingsovereenkomst van 27 juli 2020 te vernietigen en Aquarel te veroordelen tot loondoorbetaling vanaf 16 september 2020.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven. De aan het ontslag ten grondslag gelegen gedragingen zijn op basis van de verklaring van een collega en de toelichting van werknemer ter zitting voldoende vast komen te staan. Werknemer heeft namelijk toegelicht dat hij de betreffende dag een uurtje van zijn werkplek is geweest om een oudere vrouw te helpen met het lappen van haar ramen. Werknemer heeft verklaard dat hij hier niets voor gekregen heeft en haar alleen maar wilde helpen omdat ze die dag jarig was. Hij heeft de flat van de vrouw via de nooduitgang verlaten, omdat hij zijn leidinggevende zag en wilde voorkomen dat hij ‘op zijn donder zou krijgen’ van hem. Met deze handelswijze is de kantonrechter van oordeel dat de belangen van Aquarel zijn geschaad en dat werknemer dit (ernstig) is aan te rekenen. Door zonder toestemming van de werkgever onder werktijd en met spullen van de werkgever de ramen van een derde te lappen, heeft werknemer zowel objectief als subjectief een dringende reden voor ontslag gegeven. Werknemer heeft immers in de periode dat hij van zijn werkplek was geen werk voor Aquarel verricht, terwijl hij daarvoor wel betaald heeft gekregen. Verder is Aquarel (mogelijk) omzet misgelopen doordat werknemer namens Aquarel geen geld heeft gevraagd voor de klus. Het verweer van werknemer dat Aquarel hem in strijd met adviezen van de bedrijfsarts meer dan vier uur per dag inroosterde, en dat hij de klus in feite buiten werktijd heeft gedaan, slaagt niet. De bedrijfsarts heeft dit namelijk niet geadviseerd. Dat werknemer bang was zijn leidinggevende tegen het lijf te lopen, duidt er bovendien op dat hij wist dat hij eigenlijk op zijn werkplek behoorde te zijn. De verzoeken van werknemer die betrekking hebben op het ontslag op staande voet worden daarom afgewezen. Het verzoek van werknemer om de na het eerste ontslag gesloten vaststellingsovereenkomst te vernietigen, wordt doorverwezen naar de dagvaardingsprocedure, omdat dat niet bij een verzoekschriftprocedure kan worden ingeleid.