Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 1 april 2021Feiten
Werknemer is sinds 27 januari 2016 in dienst bij werkgever. Hij is aanvankelijk gestart als accountmanager en laatstelijk werkzaam bij werkgever als commercial director. Werkgever is een IT-bedrijf. Aan werknemer zijn krachtens overeenkomst d.d. 26 februari 2019 ‘Stock AppeciationRights’ toegekend. Werknemer is na een aantal verwikkelingen in de periode 7 september-23 oktober 2020, die volgden op en periode waarin de mogelijkheden van participatie van werknemer in het aandelenkapitaal van werkgever, zonder resultaat, zijn afgetast, met ingang van 23 oktober 2020 op non-actief gesteld. Werkgeefster verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond, d-grond, h-grond en i-grond. Met betrekking tot de g-grond voert werkgever aan dat werknemer zich jegens de grootaandeelhouder onhebbelijk heeft gedragen, onder andere door een negatieve houding in te nemen tegenover de aan hem voorgelegde optie tot participatie, het gezag van zijn mededirecteur niet te accepteren en te ondermijnen en onrust op de werkvloer te creëren door vertrek van twee belangrijke werknemers van werkgever niet af- maar aan te raden.
Oordeel
Ontbinding arbeidsovereenkomst op de g-grond
Bij het functioneren van werknemer zijn kanttekeningen te maken, die in het verlengde liggen van opmerkingen in zijn eerste beoordeling van februari 2017 en dat de verkopen in 2020 tegenvielen, maar dat de twee waarschuwingen en het ‘incident’ – partijen bekend – niet los kunnen worden gezien van de e-mail van 7 september 2020: geen participatievoorstel, terug naar accountmanager dan wel een beëindiging van het dienstverband. Intussen moet de kantonrechter vaststellen dat de verhoudingen verstoord zijn geraakt. Als de grootaandeelhouder en de bestuurder niet verder willen en kunnen met de commercieel directeur, die geen grote stap terug wil doen – een stap die niet van hem kan worden verlangd omdat niet wordt voldaan aan de eisen van Stoof-Mammoet – en ter zitting niet is gebleken van veranderde inzichten aan de zijde van werknemer, dan is een gezamenlijke toekomst niet goed denkbaar. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2021 ontbinden op de g-grond.
Billijke vergoeding
De wijze van optreden van werkgever jegens werknemer – de ondeugdelijke eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst, oneigenlijk gebruik van het instrument van beoordelingen, het uitvergroten van kleine incidenten, de diffamerende (wijze van) op non-actiefstelling – moet als ernstig verwijtbaar worden gekwalificeerd. Herplaatsing ligt niet in de rede. Voor de berekening van het inkomensverlies houdt de kantonrechter rekening met de onzekerheid voor werknemer van het vinden van een vergelijkbare functie in COVID-19-tijden en de gevolgen van de op non-actiefstelling, die tot enige beschadiging van werknemer hebben geleid. Daar staat tegenover dan werknemer jong is en naar mag worden aangenomen flexibel. De kantonrechter gaat er, concluderend, van uit dat in de billijke vergoeding het inkomensverlies over de periode tot en met december 2021 moet worden gecompenseerd.
Immateriële vergoeding en vergoeding voor gemis van leaseauto
Voor toewijzing van een immateriële vergoeding ziet de kantonrechter geen grond. De uitspraak van de kantonrechter van 12 januari 2018 is alhier tot nu toe niet richtinggevend gebleken. Met betrekking tot de leaseauto overweegt de kantonrechter dat een werknemer die zijn auto moet missen doordat zijn werkgever de auto terugeist direct na op non-actiefstelling, zonder dat daar een grond voor is, schade lijdt. Bij de berekening van de kosten houdt de kantonrechter rekening met de bijzonderheid dat vanwege de COVID-19-beperkingen reizen naar het buitenland, vakanties en bezoeken aan vrienden en kennissen niet of in beperkte mate mogelijk respectievelijk gewenst waren. Uitgaande van een ingeschatte huur van een auto en de gereden kilometers komt de kantonrechter tot een bedrag van € 500 per maand als compensatie voor het gemis van de leaseauto.