Feiten

Werkneemster is op 16 juli 2018 in dienst getreden bij Nautic Services & Consultancy B.V. (hierna: Nautic) in de functie van financieel medewerkster. Op 9 september 2020 heeft een functioneringsgesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij Nautic kritiek heeft geleverd op het functioneren van werkneemster. Op 2 oktober 2020 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 23 oktober 2020 en 20 november 2020 geoordeeld dat zij volledig arbeidsongeschikt is, als gevolg van problematiek die samenhangt met de werksituatie. Bij brief van 1 december 2020 heeft Nautic werkneemster op staande voet ontslagen. Zij heeft daarbij aangeven dat werkneemster ongeschikt is voor haar functie. Door haar handelen is Nautic in een situatie komen te verkeren dat het boekjaar 2019 niet kan worden afgesloten en Nautic niet aan haar deponeringsplicht kan voldoen. Daarnaast zou werkneemster hebben geweigerd de bedongen arbeid te verrichten, omdat de ziekmelding situatief van aard is. Bij brief van 3 december 2020 heeft werkneemster geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.

Oordeel

De dringende reden is volgens Nautic kort gezegd gelegen in disfunctioneren van werkneemster. Indien het functioneren van een werknemer niet verbetert, ligt het op de weg van de werkgever om een verbetertraject aan te bieden. Indien het functioneren daarna niet verbetert, ligt het op weg van de werkgever om een ontbindingsverzoek in te dienen. In dit geval heeft in september 2020 een (kritisch) functioneringsgesprek plaatsgevonden. Daarna is een verbetertraject echter door de ziekte van werkneemster niet of nauwelijks van de grond gekomen. De drastische maatregel die Nautic vervolgens twee maanden na de ziekmelding heeft genomen om werkneemster op staande voet te ontslaan staat in geen verhouding tot het vermeende disfunctioneren van werkneemster.  De kantonrechter oordeelt aldus dat van een dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst geen sprake is. Bovendien was geen sprake van een onverwijlde opzegging. Een periode van tweeënhalve maand is namelijk niet aan te merken als onverwijld. Werkneemster heeft de winst-en-verliesrekening, die voor Nautic ‘de druppel was die de emmer deel overlopen’ immers al in september 2020 opgesteld. Dat Nautic hier pas op 30 november 2020 aandacht aan heeft besteed komt, zeker gezien de omstandigheid dat sprake was van een ‘verbetertraject’, voor risico van Nautic. Aan werkneemster wordt een billijke vergoeding toegekend van € 7.500. Nautic heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door werknemer ‘vanuit het niets’ na een ziekte van twee maanden zonder dringende reden op staande voet te ontslaan. Daar staat tegenover dat het dienstverband slechts anderhalf jaar heeft geduurd en dat het niet reëel is dat het dienstverband nog lange tijd zou hebben voortgeduurd, gezien de stellingen van partijen in deze procedure, de kritiek op het functioneren en de (tijdens zitting gebleken) omstandigheid dat werkneemster het afgelopen jaar al twee keer door situatieve arbeidsongeschiktheid is uitgevallen. Verder wordt in aanmerking genomen dat werkneemster gezien haar leeftijd en haar beroepsgroep, te weten de financiële sector, geen ongunstige positie op de arbeidsmarkt heeft. Aangezien de arbeidsongeschiktheid van werkneemster situatief van aard was, staat die bovendien niet in de weg aan het vinden van een nieuwe werkplek. Dat neemt niet weg dat werkneemster mogelijk geconfronteerd zal worden met een tijdelijke inkomensdaling, gelet op de hoogte van de WW-uitkering en omdat denkbaar is dat zij niet gelijk een nieuwe baan heeft gevonden. Voor een inkomensterugval dient zij te worden gecompenseerd. De transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden eveneens toegewezen.