Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Zonnehuisgroep Vlaardingen/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 29 juni 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:6329
Arbeidsovereenkomst van zieke zorgmedewerkster wordt ontbonden op de e-grond vanwege het stelselmatig niet nakomen van de re-integratieverplichtingen, ondanks loonstop en deskundigenoordeel. Werkneemster heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld en heeft recht op een transitievergoeding.

Feiten

Stichting Zonnehuisgroep Vlaardingen (hierna: Zonnehuisgroep) is een zorginstelling. Werkneemster is met ingang van 13 maart 2003 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Zonnehuisgroep. Op 2 oktober 2020 is werkneemster arbeidsongeschikt uitgevallen. De bedrijfsarts heeft op 27 oktober en 10 november 2020 geadviseerd dat werkneemster het werk in rustig tempo en met opbouw kan gaan hervatten. Werkneemster heeft zich na 10 november 2020 volledig ziek gemeld. Uit het advies van de bedrijfsarts van 8 december 2020 volgt eveneens dat werkneemster geacht werd in staat te zijn om voor een beperkt aantal uren per dag passende werkzaamheden te verrichten. Zonnehuisgroep heeft werkneemster in het gesprek op 10 december 2020 gewezen op het advies van de bedrijfsarts van 8 december 2020, werkneemster opgeroepen om zich op 14 december 2020 om 09:00 uur te melden voor een gesprek over voortzetting van de re-integratie en haar gewaarschuwd dat, indien zij niet zou verschijnen of zou weigeren passende werkzaamheden te verrichten, de doorbetaling van het salaris zou worden stopgezet. Werkneemster is ondanks die waarschuwing niet verschenen op 14 december 2020. Daarop heeft Zonnehuisgroep de doorbetaling van het loon stopgezet op grond van artikel 7:629 lid 3 BW. Op 22 december 2020 heeft werkneemster een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV over haar re-integratie-inspanningen. De conclusie van de verzekeringsarts is dat de re-integratie-inspanningen van werkneemster onvoldoende zijn. Zonnehuisgroep heeft werkneemster bij e-mail van 15 februari 2021 uitgenodigd voor een gesprek op 16 februari 2021 om 09:00 uur om afspraken te maken omtrent de re-integratie en daarbij medegedeeld dat Zonnehuisgroep zich houdt aan het advies van de bedrijfsarts en het UWV. Zonnehuisgroep heeft gewaarschuwd dat zij verdere arbeidsrechtelijke maatregelen zal treffen als werkneemster wederom niet komt opdagen. In het rapport van 12 en 13 april 2021 van de arbeidsdeskundige van het UWV is deze conclusie over de re-integratie-inspanningen herhaald. Zonnehuisgroep verzoekt de kantonrechter onder meer de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden op primair de e-grond zonder toekenning van een transitievergoeding vanwege het stelselmatig weigeren van de re-integratieverplichtingen.

Oordeel

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de e-grond

Ondanks de adviezen van de bedrijfsarts en drie rapporten van de arbeidsdeskundige van het UWV en een loonstop is werkneemster zich op het standpunt blijven stellen dat zij zich niet in staat acht om passende werkzaamheden te verrichten en om met Zonnehuisgroep in gesprek te gaan over hervatting van de re-integratie, terwijl uit voornoemde adviezen en rapporten niet is gebleken van een (medische) reden die werkneemster daartoe geheel verhinderde. Voldoende gebleken is dat werkneemster zonder een deugdelijke grond geen gehoor heeft gegeven aan de herhaaldelijke verzoeken van Zonnehuisgroep om haar re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 7:660a BW na te komen. De conclusie is dan ook dat sprake is van verwijtbaar handelen en/of nalaten van werkneemster, zodanig dat van Zonnehuisgroep in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

Ernstig verwijtbaar handelen

Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is bij de kantonrechter de indruk ontstaan dat in de adviezen van de bedrijfsarts en de rapporten van de verzekeringsarts onderbelicht is gebleven dat volgens werkneemster de reden voor haar (volledige) uitval niet alleen is gelegen in fysieke klachten, maar ook of zelfs voornamelijk in niet-fysieke klachten. Daarnaast staat vast dat werkneemster sinds 25 januari 2021 onder behandeling is van een psycholoog. Voorts wordt meegewogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat de werkdruk in verzorgingshuizen tijdens de coronapandemie – voordat er mogelijkheden waren tot vaccinatie tegen het coronavirus – enorm hoog was in verband met de risico’s voor de kwetsbare groepen die in die zorginstellingen verblijven. Daarnaast staat vast dat werkneemster ook in haar privésituatie te maken heeft gehad met de gevolgen van de coronapandemie. Verder wordt in aanmerking genomen dat werkneemster onweersproken heeft aangevoerd dat zij een dienstverband heeft van achttien jaar, waarin zij zich zelden ziek heeft gemeld. Gelet daarop en op de verklaring van de psycholoog die werkneemster in het geding heeft gebracht, kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat de mogelijk onderbelicht gebleven niet-fysieke klachten van werkneemster serieus kunnen zijn. Alle concrete omstandigheden afwegende, is naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige situatie geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkneemster.