Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 28 april 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:5159
Ontslag op staande voet advocaat-medewerker vanwege verwijderen geregistreerde uren niet onverwijld gegeven. Toekenning gefixeerde schadevergoeding maar afwijzing transitievergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen werkneemster. Billijke vergoeding nihil.

Feiten

Werkneemster is op 2 juni 2014 in dienst getreden bij werkgever. De laatste functie die zij vervulde, is die van advocaat-medewerker. In de arbeidsovereenkomst is geen relatie- of concurrentiebeding opgenomen. Op 16 november 2020 heeft werkgever werkneemster geconfronteerd met een aantal ontdekkingen die hij had gedaan. Werkneemster is daarna op staande voet ontslagen. Bij e-mail van 2 december 2020 heeft werkneemster werkgever laten weten dat zij haar eigen kantoor is gestart en heeft zij gevraagd 33 dossiers te verstrekken van cliënten die hebben gevraagd of werkneemster hun belangen kan blijven behartigen. Partijen twisten over de vraag of het op 16 november 2020 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.

Oordeel

Ontslag op staande voet

De kantonrechter is van oordeel dat het gegeven ontslag niet aan deze onverwijldheidseis voldoet. Op basis van de e-mail van de bestuurder van 13 oktober 2020 (waarin werkneemster beschuldigd wordt van het onrechtmatig kopiëren van dossiers), de woede-uitbarsting van bestuurder diezelfde dag en de klachtbrief van 24 november 2020 aan de Deken (waarin is vermeld dat het verwijderen van urenstaten, documenten en dossiers al omstreeks 13 oktober 2020 bij werkgever bekend was) gaat de kantonrechter ervan uit dat werkgever medio oktober 2020 al met verweten gedragingen bekend was, althans daarvoor serieuze verdenkingen had. De kantonrechter vindt het verweer van werkgever, dat hij zich in de brief aan de Deken heeft vergist in het tijdspad, niet aannemelijk. De stelling van werkgever dat het verwijderen en niet registreren van uren pas veel later (na onderzoek door Kluwer) aan het licht is gekomen, is niet met stukken onderbouwd. Zo heeft werkgever niet duidelijk gemaakt wanneer hij Kluwer opdracht tot onderzoek heeft gegeven, hoe en wanneer dat onderzoek is uitgevoerd en wanneer dat onderzoek is afgerond. Hierdoor is voor de kantonrechter niet vast te stellen of werkgever na 13 oktober 2020 voldoende voortvarend te werk is gegaan. Werkgever heeft nog aangevoerd dat hij pas op 16 november 2020 bekend is geworden met onregelmatigheden in dossiers E en F. Ook daarvan is geen bewijs overgelegd, terwijl de juistheid daarvan gemotiveerd is betwist door werkneemster. Het kan werkgever bovendien niet baten, omdat dit slechts een van de vele gedragingen is die aan het ontslag ten grondslag is gelegd. De conclusie van het voorgaande is dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Hieruit volgt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is daardoor strijd met artikel 7:671 lid 1 BW. Omdat de arbeidsovereenkomst zonder opzegtermijn is opgezegd, heeft werkneemster recht op de gefixeerde schadevergoeding (art. 7:672 lid 11 BW), bestaande uit het loon over de periode van 16 november 2020 tot 1 februari 2021.

Ernstig verwijtbaar handelen

Het verzoek om werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding wordt afgewezen, omdat de kantonrechter van oordeel is dat werkneemster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het verdienmodel in de advocatuur is ‘uurtje-factuurtje’, waarbij het uitgangspunt is dat werkneemster als advocaat verplicht is een deugdelijke, correcte tijdsregistratie te voeren. Gelet op de erkenning door werkneemster dat zij niet alle gewerkte tijd heeft geschreven, staat vast dat zij hierin tekort is geschoten. De kantonrechter vindt het niet geloofwaardig dat werkneemster hier nog niet aan toe gekomen was. De kantonrechter vind het vanwege het tijdsbestek tussen de verrichte werkzaamheden (september/oktober) en het ontslag op staande voet (16 november 2020) ook niet aannemelijk dat werkneemster van plan was de werkzaamheden later nog te registreren. De kantonrechter stelt vast dat de periode waarin werkneemster gestopt is met het (correct) schrijven van haar gewerkte tijd en haar omzet is gedaald tot bijna nihil, samenvalt met de periode waarin zij onder meer ( heimelijk) voorbereidingen voor haar nieuwe kantoor is gaan treffen. De kantonrechter gaat er gelet op dit alles van uit dat het niet ‘per ongeluk’ is geweest dat werkneemster haar gewerkte tijd niet heeft geregistreerd. Dit is werkneemster aan te rekenen, omdat zij haar werkgever daarmee inkomsten onthoudt. Het verweer van werkneemster dat zij onjuist geschreven tijd heeft verwijderd om die later op het juiste dossier te boeken, maar dat dat er door het ontslag niet meer van is gekomen is, vindt de kantonrechter vanwege het tijdsbestek tussen het verwijderen van de uren en het ontslag op staande voet, niet geloofwaardig. Tot slot herkent de kantonrechter niet dat het in de advocatuur gebruikelijk zou zijn om (grote hoeveelheden) gewerkte uren te verwijderen. Gelet hierop gaat de kantonrechter ervan uit dat de uren/documenten niet per ongeluk maar doelbewust zijn verwijderd door werkneemster. Dit is werkneemster aan te rekenen.

Billijke vergoeding

De kantonrechter ziet met inachtneming van het voorgaande aanleiding de billijke vergoeding vast te stellen op nihil. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat werkneemster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Verder is in aanmerking genomen dat het dienstverband ook zonder het ontslag op staande voet snel zou zijn beëindigd vanwege de plannen van werkneemster om voor zichzelf te beginnen. Uit de e-mails van 20 september 2020 (plattegrond nieuw kantoor) en 7 november 2020 (logo nieuwe kantoor) blijkt dat de voorbereidingen daarvoor ten tijde van het ontslag al in volle gang waren. In de vaststellingsovereenkomst waarover vóór het ontslag is onderhandeld, was dan ook een uitdiensttreding per 31 december 2020 opgenomen. Daarvan uitgaande is de inkomensschade door het ontslag op staande voet al (ruim) gecompenseerd door de gefixeerde schadevergoeding.