Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 7 juli 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:7521
Feiten
In de uitspraak wordt hiervoor verwezen naar hetgeen bij beschikking van 24 december 2020 is overwogen en beslist. EuroCollege Management School B.V. (hierna: EuroCollege) is bij voornoemde uitspraak toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit ten aanzien van de in de beschikking genoemde ontslaggronden 3, 4 en 5 kan worden afgeleid dat werkneemster gedurende haar dienstverband bewust (en in vereniging met anderen) Eurocollege concurrentieel en financieel nadeel heeft aangedaan en dat zij in strijd met haar geheimhoudingsplicht met gebruikmaking van de bij Eurocollege bekende gegevens heeft getracht studenten te bewegen om over te stappen naar de Talent World International School.
Oordeel
Nu EuroCollege heeft afgezien van bewijslevering door middel van het horen van getuigen luidt de conclusie dat EuroCollege niet is geslaagd in het bewijs. Daarmee is de dringende reden niet komen vast te staan (alsmede dat met betrekking tot de voornoemde ontslaggronden aan het onverwijldheidsvereiste is voldaan). Dit bewijs is evenmin geleverd op grond van de door EuroCollege ingebrachte schriftelijke bewijsstukken, waaronder de opzeggingen van de onderwijsovereenkomsten van enkele studenten en hun LinkedIn-pagina’s, waaruit zou blijken dat ze zijn ingeschreven bij de Talent World International School. De opzeggingen van de bewuste studenten kunnen zonder nadere toelichting, die ontbreekt, op geen enkele wijze in verband worden gebracht met gedragingen van werkneemster. Bij tussenbeschikking van 24 december 2020 is reeds overwogen dat de ontslaggronden 1 & 2 (het geen gehoor geven aan een herhaalde oproep tot overleg en het weigeren van het opvolgen van instructies) – mede wegens het niet voldoen aan het onverwijldheidsvereiste – geen ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen. Nu geen sprake is van een dringende reden was EuroCollege niet bevoegd de arbeidsovereenkomst met werkneemster onverwijld op te zeggen, zoals bedoeld in artikel 7:677 BW. Daarmee bestaat grond om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW en zal het ontslag op staande voet derhalve worden vernietigd. In beginsel heeft werkneemster, nu de opzegging van 9 september 2020 wordt vernietigd, recht op doorbetaling van het loon vanaf september 2020. Volgens EuroCollege heeft werkneemster echter hardnekkig geweigerd haar werkzaamheden op locatie te verrichten, maar uit e-mailcorrespondentie blijkt dat werkneemster diverse keren heeft verzocht om thuiswerkfaciliteiten in verband met keel-, spier- en verkoudheidsklachten en dat zij op grond van de geldende COVID-19-richtlijnen thuis moest blijven. Het door haar overgelegde verslag van de huisarts wijst ook in die richting. Indien EuroCollege hier twijfels over had, had zij een arbo-arts in kunnen schakelen. EuroCollege heeft bovendien geen zwaarwegende redenen naar voren gebracht op grond waarvan het noodzakelijk moest worden geacht dat werkneemster op locatie zou verschijnen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat geen sprake is van omstandigheden die ingevolge artikel 7:628 BW in redelijkheid voor rekening van werkneemster moeten komen en wijst de loonvordering vanaf 1 september 2020 toe, tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst.