Naar boven ↑

Rechtspraak

UAB ‘Manpower Lit’/E.S. e.a.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 2 november 2021
ECLI:EU:C:2021:906
EU-agentschap valt binnen werkingssfeer Uitzendrichtlijn. Essentiële arbeidsvoorwaarden moeten worden toegepast door inlener.

Feiten

Manpower Lit verstrekt diensten van uitzendarbeid. Zij was in 2012 de begunstigde inschrijver in een openbare aanbestedingsprocedure voor de verlening van uitzenddiensten voor EIGE, een te Vilnius (Litouwen) gevestigd agentschap van de Unie. Verweerders in het hoofdgeding hebben arbeidsovereenkomsten gesloten met Manpower Lit en werkten binnen EIGE als respectievelijk assistentes en informaticus. Werknemers vorderen nabetaling van Manpower op grond van ‘gelijkebehandeling essentiële arbeidsvoorwaarden’. De verwijzende rechter vraagt zich af of de Uitzendrichtlijn geldt ten aanzien van EIGE en of de toepassing van de gelijkebehandelingsregel niet in strijd is met het EU-Verdrag. 

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Uitzendrichtlijn van toepassing op openbare ondernemingen die economische activiteit uitoefenen

Wat betreft de vraag of deze richtlijn toepassing vindt wanneer de persoon die een beroep doet op uitzendarbeid een agentschap van de Unie – zoals EIGE – is, volgt uit de bewoordingen van artikel 1 lid 2 van deze richtlijn dat daartoe deze persoon aan drie voorwaarden moet voldoen, te weten dat hij valt onder het begrip ‘openbare en particuliere ondernemingen’, een ‘inlenende onderneming’ is en een ‘economische activiteit’ uitoefent. Deze laatste overweging is door het Hof in het kader van Richtlijn 2008/104/EG overgenomen in het arrest van 17 november 2016, Betriebsrat der Ruhrlandklinik (C-216/15, ECLI:EU:C:2016:883), aangezien uit punt 44 van dat arrest blijkt dat onder ‘economische activiteit’ in de zin van artikel 1 lid 2 van die richtlijn moet worden begrepen iedere activiteit bestaande in het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. Derhalve vereist het onderzoek van de vraag of deze richtlijn van toepassing is wanneer de inlenende onderneming in de zin van artikel 1 lid 2 van die richtlijn een agentschap van de Unie – zoals EIGE – is, dat wordt nagegaan of dit agentschap een activiteit uitoefent die bestaat in het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. Gelet op een en ander moet EIGE bijgevolg worden geacht, althans ten dele, een activiteit uit te oefenen die bestaat in het aanbieden van diensten op een bepaalde markt. Overigens wijst niets erop dat een agentschap van de Unie, zoals EIGE, wanneer het een beroep doet op uitzendkrachten van een uitzendbureau, als zodanig van de werkingssfeer van Richtlijn 2008/104/EG is uitgesloten.

Essentiële arbeidsvoorwaarden van toepassing

Met zijn vierde tot en met zesde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/104/EG aldus moet worden uitgelegd dat de post die wordt bezet door een aan EIGE ter beschikking gestelde uitzendkracht kan worden beschouwd als ‘dezelfde functie’ in de zin van die bepaling, zelfs wanneer wordt aangenomen dat alle posten waarvoor EIGE rechtstreeks werknemers werft, taken omvatten die uitsluitend kunnen worden uitgevoerd door personen die onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie vallen, dan wel dat een dergelijke uitlegging in strijd is met artikel 335 VWEU – waarin het beginsel van de administratieve autonomie van de instellingen van de Unie is verankerd – met artikel 336 VWEU of met dat Statuut. Artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/104/EG vereist enkel dat de ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ van uitzendkrachten gelijk zijn, welk begrip in artikel 3 lid 1 onder f van deze richtlijn in wezen wordt omschreven als de arbeidsvoorwaarden met betrekking tot de arbeidstijd en de bezoldiging die zijn vastgelegd in bindende bepalingen van algemene strekking die gelden binnen de inlenende onderneming. Het gaat er dus niet om uitzendkrachten tijdens de periode van indienstneming of daarna gelijk te stellen met vast personeel. Dit wordt bevestigd door de omstandigheden van de onderhavige zaak, aangezien verweerders in het hoofdgeding, zoals de advocaat-generaal in punt 75 van zijn conclusie heeft opgemerkt, geenszins de herkwalificatie van hun uitzendovereenkomsten vorderen, maar alleen betaling door Manpower Lit van de achterstallige bezoldiging die hun verschuldigd zou zijn. Derhalve wordt geen afbreuk gedaan aan de autonomie van EIGE of aan het Statuut. Bijgevolg moet op de vierde tot en met de zesde vraag worden geantwoord dat artikel 5 lid 1 Richtlijn 2008/104/EG aldus moet worden uitgelegd dat de post die wordt bezet door een aan EIGE ter beschikking gestelde uitzendkracht kan worden beschouwd als ‘dezelfde functie’ in de zin van die bepaling, zelfs wanneer wordt aangenomen dat alle posten waarvoor EIGE rechtstreeks werknemers werft, taken omvatten die uitsluitend kunnen worden uitgevoerd door personen die onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie vallen.