Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad van Keolis Nederland B.V. IJssel-Vecht/Keolis Openbaar Vervoer B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 8 december 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:4610
Vordering OR tot aanpassing diensttijdenregeling openbaar vervoer 2022 in kort geding afgewezen.

Feiten

Keolis Openbaar Vervoer B.V. (hierna: Keolis) verzorgt het openbaar vervoer in verschillende delen (concessies) in Nederland. Per concessie kent Keolis een ondernemingsraad. Binnen de concessie IJssel-Vecht, waar ongeveer negenhonderd buschauffeurs werkzaam zijn, is de Ondernemingsraad van Keolis Nederland B.V. IJssel-Vecht ingesteld (hierna: OR). Keolis voert jaarlijks in december een nieuwe dienstregeling in, die wordt afgestemd met de opdrachtgever van Keolis, de reizigersorganisaties en de treindienstregeling van de NS. Om aan de hand van de dienstregeling de chauffeurs te kunnen inplannen, maakt Keolis een diensttijdenregeling. Op grond van de Cao Openbaar vervoer en de WOR heeft de OR instemmingsrecht. De diensttijdenregeling is de laatste jaren op grond van de door de chauffeurs ervaren werkdruk onderwerp van gesprek. De toename in de werkdruk wordt veroorzaakt door verkorting van de zogenoemde op- en afstaptijden. Op 25 augustus 2021 stemt de OR in met het voorstel de bestaande op- en afstaptijden van drie respectievelijk twee minuten te handhaven, waarbij de afspraak is gemaakt dat een nieuw in te voeren automatiseringssysteem per 1 september 2021 operationeel zal moeten zijn. Indien dit systeem op 1 september 2021 niet operationeel is, wordt teruggevallen op de op- en afstaptijden van 2019, van zes respectievelijk vier minuten. In oktober 2021 stelt de OR dat het nieuwe systeem op 1 september 2021 niet operationeel was en daarom de op- en afstaptijden van 2019 moeten worden gehanteerd. Keolis reageert daarop afwijzend en heeft op 29 november 2021 een verzoek om vervangende toestemming ingediend. De OR vordert in kort geding Keolis te verbieden de op- en afstaptijden van drie respectievelijk twee minuten te blijven hanteren en te gebieden de op- en afstaptijden uit 2019 te hanteren. Ook stelt de OR dat het besluit van Keolis om voor de dienstregeling 2022 de bestaande op- en afstaptijden te hanteren, een nieuw besluit is, waarvoor de instemming van de OR ontbreekt en er dus sprake is van een nietig besluit.

Oordeel

De voorzieningenrechter stelt dat de kernvraag is of Keolis de afspraak van 25 augustus 2021 dat het nieuwe automatiseringssysteem operationeel moet zijn, niet is nagekomen en hoe deze afspraak vervolgens moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter verwijst naar de Haviltex-maatstaf in samenhang met de taalkundige betekenis van de vastgelegde afspraak. De voorzieningenrechter oordeelt dat een redelijke uitleg van de afspraak met zich meebrengt dat de overeengekomen op- en afstaptijden van 2019 gelden als het nieuwe systeem op 1 september 2021 niet operationeel is, maar dat dit niet betekent dat dit systeem op dat moment ook 100% foutloos moet zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat geen van beide partijen een goede onderbouwing heeft aangedragen van de mate waarin het nieuwe systeem nog hapert en dat het gelet op de gevorderde ingrijpende voorziening het op de weg van de OR had gelegen om aan te tonen dat het nieuwe systeem op 1 september 2021 niet operationeel was.  Ook kleeft aan de gevraagde ordemaatregel grote onzekerheid als het gaat om de vraag welke gevolgen de toewijzing daarvan zou hebben voor de dienstregeling en de inzet van het aantal chauffeurs. Nu Keolis een bodemprocedure heeft gestart verwacht de voorzieningenrechter dat de ontbrekende informatie in die procedure wel wordt ingebracht en dat er eind januari of begin februari 2022 in die zaak uitspraak zal worden gedaan. De vorderingen van de OR worden afgewezen.