Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 februari 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:10171
Feiten
Werkneemster, 49 jaar oud, is sinds 1 juli 2001 in dienst van APG Asset management NV (hierna: APG) en vervult de functie van 'head of emerging markets debts' tegen een salaris van € 10.125,60 bruto per maand. Werkneemster geeft leiding aan een team van zes medewerkers. Vanuit het team komen er klachten over het samenwerken met en het leidinggeven door werkneemster. Er vindt een mediation plaats, die niet tot een oplossing van de klachten heeft geleid. APG biedt werkneemster een andere functie aan, die zij niet accepteert. Er wordt een onderhandeling gestart over een minnelijke regeling. In de arbeidsovereenkomst van werkneemster is een bepaling opgenomen die inhoudt dat haar een eenmalige schadevergoeding wordt uitgekeerd indien haar ontslag wordt aangezegd, waarbij de factoren van de kantonrechtersformule in acht worden genomen als ware het een neutrale ontbinding. APG verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van – naar keuze van werkneemster – de transitievergoeding of de contractuele vergoeding. Werkneemster vraagt om toekenning van de contractuele vergoeding, de transitievergoeding en de billijke vergoeding.
Oordeel
Op het punt van de keuze contractuele vergoeding óf transitievergoeding heeft APG werkneemster een keuze voorgelegd. De kantonrechter beslist overeenkomstig dit keuzevoorstel. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden onder toekenning van een contractuele vergoeding van € 277.500 ten laste van APG of, indien werkneemster schriftelijk afstand doet van deze vergoeding, een aan werkneemster door APG te betalen transitievergoeding van € 102.500. Ten aanzien van de billijke vergoeding stelt werkneemster dat de beëindiging van het dienstverband het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van APG. De kantonrechter oordeelt dat met de contractuele vergoeding en de beoordeling van deze zaak aan de hand van de door partijen ingebrachte informatie, voldoende rekening is gehouden met de stelling van werkneemster dat van de omvang van de billijke vergoeding een afschrikwekkende sanctie zou moeten uitgaan vanwege de reputatieschade die zij meent te hebben geleden door de wijze waarop APG de zaak heeft behandeld. Er wordt geen billijke vergoeding toegekend.