Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 november 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:11703
Rechtspersoonlijk ontslag van bestuurder van stichting valt sinds de invoering van de WBTR onder het uitgangspunt van de 15 april-arresten. Ontbinding arbeidsovereenkomst van zieke bestuurder op g-grond. Bovenwettelijke WW-uitkering uit cao wordt niet genormeerd door WNT.

Feiten

Werknemer is op 1 juli 2014 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Stichting A (hierna: werkgever). Bij benoemingsbesluit van 17 juni 2014 is werknemer door de raad van toezicht (RvT) van werkgever benoemd tot voorzitter van het college van bestuur. Op de arbeidsovereenkomst van werknemer is van toepassing de CAO Bestuurders VO 2020. In 2018 en 2019 heeft werknemer een individueel coachingstraject gevolgd en afgerond. Op verzoek van de RvT heeft bureau Mazars op 5 oktober 2020 een voorstel gedaan voor ‘evaluatie samenwerking tussen bestuurder en RvT van Stichting A’. In het gesprek op 2 april 2021 heeft de renumeratiecommissie kenbaar gemaakt dat de RvT zal gaan inzetten op beëindiging van de positie van werknemer als bestuurder en op beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werknemer. Van het gesprek op 2 april 2021 is een gespreksverslag opgesteld. Op 7 april 2021 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden tussen de renumeratiecommissie van de RvT en werknemer. Van het gesprek is een gespreksverslag opgesteld. Op 12 april 2021 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 4 juni 2021 is de GMR PO en VO advies gevraagd over het ontslag van werknemer. Op 16 juni 2021 heeft de GMR PO en VO positief geadviseerd. Op 6 juli 2021 heeft in aanwezigheid van werknemer een vergadering van de RvT plaatsgevonden, waarbij het ontslag van werknemer op de agenda stond. Tijdens de vergadering heeft werknemer zijn visie gegeven. Tijdens de vergadering is de RvT overgegaan tot het ontslag van werknemer. In de probleemanalyse van 30 juli 2021 adviseert de bedrijfsarts om de beschikbare mogelijkheden in te zetten voor het vinden van een oplossing voor de bestaande arbeidgerelateerde knelpunten, waarbij overwogen kan worden hierbij de STECR Werkwijzer arbeidsconflicten te gebruiken. Werkgever verzoekt de rechtbank onder meer de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op primair de g-grond. Werknemer is onder meer van mening dat, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, hij recht heeft op een aanvulling op zijn WW-uitkering op grond de CAO Bestuurders VO 2020 en deze aanvulling niet door de WNT gemaximeerd zou moeten worden.

Oordeel

Wet bestuur en toezicht rechtspersonen en rechtspersoonsrechtelijk ontslag

De rechtbank stelt voorop dat op 1 juli 2021 de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) in werking is getreden, als gevolg waarvan artikel 2:131 BW van overeenkomstige toepassing is op de stichting en de vereniging. Uit het nieuwe artikel 2:298a BW dat met de WBTR is ingevoerd, volgt dat een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder niet door de rechter kan worden uitgesproken. Het voorgaande betekent dat artikel 7:671 lid 1 sub e BW (ook) op de bestuurder van de stichting van toepassing is geworden. Hiermee heeft de bestuurder van de stichting dezelfde rechtspositie gekregen als de bestuurder van andere rechtspersonen en acht de rechtbank het oordeel van de Hoge Raad in de 15 april-arresten ook van toepassing op de bestuurder van een stichting.

Opzegverbod en g-grond

Naar het oordeel van de rechtbank houdt het ontbindingsverzoek geen verband met het opzegverbod tijdens ziekte. De rechtbank acht van belang dat de RvT al voordat werknemer zich ziek meldde, op 2 april 2021 aan hem kenbaar heeft gemaakt dat hij geen vertrouwen meer had in verdere samenwerking met werknemer. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie en daarmee van een voldragen g-grond. Op basis van de (uitgebreide) door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat partijen in de kern van mening verschillen over de wijze van communiceren tussen werknemer en de RvT, hetgeen de afgelopen jaren – bijvoorbeeld in een coachingstraject in 2018 en in het meer recente begeleidingstraject door Mazars – ook regelmatig punt van aandacht is geweest in de onderlinge verhoudingen. Hoewel partijen over veel feiten van mening verschillen en een andere lezing hebben over hetgeen is voorgevallen, is voldoende gebleken dat er als gevolg van de samenwerkingsproblematiek bij de RvT geen draagvlak meer is voor werknemer en de noodzakelijke vertrouwensbasis tussen de RvT en werknemer wederzijds ontbreekt. Daarbij komt dat blijkens de e-mail van twee schooldirecteuren van 24 maart 2021 ook in het managementteam de moeizame relatie tussen de RvT en werknemer invloed heeft. De rechtbank weegt tot slot ook mee dat vaststaat dat werknemer als bestuurder door de RvT is ontslagen. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, heeft werknemer het ontslagbesluit (tot op heden) niet aangevochten, zodat de rechtbank van de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit dient uit te gaan. Daarmee is het een gegeven dat werknemer thans geen bestuurder meer is. Dit maakt ook dat het van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. De rechtbank ziet geen reden om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen.

Bovenwettelijke WW-uitkering en de WNT

Ter beoordeling ligt voor de vraag of de aanvullende uitkering, reparatie-uitkering en aansluitende uitkering als bedoeld in artikel 6.3 CAO Bestuurders VO 2020 onder de uitzondering van artikel 1.1 sub i van de WNT vallen. Hoewel in de CAO Bestuurders VO 2020 niet letterlijk wordt verwezen naar de CAO VO 2020 is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een algemene bepaling die voor alle werknemers geldt en waar de individuele topfunctionaris geen invloed op heeft kunnen uitoefenen. Daarmee is de uitzondering als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub i WNT van toepassing.